Het oorspronkelijke trolleyprobleem

Sommige gespreksonderwerpen zijn zo alomtegenwoordig aanwezig in de publieke verbeelding, dat het moeilijk is om je een tijd voor te stellen wanneer men deze niet paraat had bij al te bekende discussies op universiteiten, in te politiek en tijdens verjaardagsfeesten. Dit is ook het geval met het zogenoemde trolleyprobleem. In gevallen waarbij men belangen dient af te wegen, is deze analogie nooit ver uit de buurt – en zij is zelfs doorgedrongen tot audiovisuele media die de filosofie als inspiratiebron nemen, zoals de televisieserie The Good Place.1 Er is zowaar een hele trolleykunde ontstaan, zou je kunnen zeggen.2 Maar iemand heeft dit scenario ooit moeten verzinnen. En hierbij waren meer overwegingen betreffende speleologie, rechtspraak en chirurgie betrokken, dan je aanvankelijk zou vermoeden!

Het trolleyprobleem is deel van een bredere filosofische discussie waarin men zich afvraagt of er een moreel significant verschil bestaat tussen schade veroorzaken en schade laten gebeuren.3 Dat wil zeggen, wat zou de – bewust of onbewust – algemeen aanvaardde gedragsregels voor het leiden van een goed leven in onze maatschappij erger schenden, iemand leed berokkenen of hen laten lijden?4 Zo’n verschil vaststellen roept natuurlijk verdere vragen op. Omtrent wat gezien kan worden als schade veroorzaken of leed berokkenen, bijvoorbeeld. Is het intrekken van een beloofde voedseldonatie waardoor er vervolgens een kind sterft, een handeling – je hebt natuurlijk actief je donatie geannuleerd – of ben je louter passief geweest – je liet het kind immers sterven door iets niet te doen, namelijk het voeden.5 Dit zijn, voor de filosofie althans, verhitte discussies waarbij het woord ‘consensus’ je nog steeds verbaasde blikken oplevert.6 En waarbij het trolleyprobleem verre van het enige gruwelijke gedachte-experiment is. Naast hongerende kinderen, zijn de betrokken filosoferen ook gek op mensen verdrinken – of hen laten verdrinken, uiteraard.7 De oorsprong van ons beroemde trolleyprobleem is grotendeels het verhaal van twee filosofen: Philippa Foot en Judith Thomson.8 En het is voornamelijk het werk van deze twee vrouwen waarmee wij vandaag kennis zullen maken.

Dit blog is ook beschikbaar in het Engels.

De grot, de rechter en de machinist                      

In 1967 publiceerde Philippa Foot haar artikel The Problem of Abortion and the Doctrine of the Double Effect. Hierin bespreekt zij – weinig verrassend – het leerstuk van het dubbele effect.9 Wat ons vandaag interesseert is niet haar argumentatie hieromtrent, maar de gedachte-experimenten die zij inzet om één aspect van dat leerstuk uit te leggen. Dit aspect draait om het ethische standpunt dat onderscheid maakt tussen de bedoelde gevolgen van een handeling of het gebrek daaraan – waarbij men zowel de uitgesproken doelen als de voorgestelde middelen moet meenemen – en de eventuele onbedoelde gevolgen.10 Foot is hierbij vooral geĂŻntrigeerd door het dilemma van de nabijheid. Hoe ver in de tijd en/of ruimte moet een gevolg liggen opdat we deze kunnen kenschetsen als volslagen onbedoeld? Want sommige consequenties zijn zo nabij dat men deze als het onvermijdelijke of indirecte gevolg van ons gedrag kan beschouwen, zelfs als we hier niet expliciet aan gedacht hebben, dan wel de consequentie niet hebben toegegeven noch nagestreefd. Om dit dilemma te illustreren, arriveert Foot bij idee van het trolleyprobleem via een aantal andere gedachte-experimenten. Hiervan zal ik alleen de twee meest relevante bespreken.

Allereerst haalt ze een gedachte-experiment aan dat met een opmerkelijk achteloze wreedheid meestal wordt omschreven als de gezette man in de grot.11 Het komt mij voor dat sinds Plato, filosofen altijd weer terug in een grot eindigen.12 Maar deze oude Griek hoefde zich gelukkig niet in te laten met de explosieven die in dit scenario voorkomen. Het idee is dat een gezette man een groep mensen uit een grot leidt, maar dan vast komt te zitten. In één variant stijgt het water in de grot en moet de groep mensen besluiten of zij hun gids opblazen en zo hun eigen levens redden of zich verzoenen met een verdrinkingsdood. Zij wensen natuurlijk niet dat hun gids sterft – verre van – maar het is een onvermijdelijk gevolg van hun eventuele handelen.

In een tweede gedachte-experiment heeft er een verschrikkelijk misdrijf plaatsgevonden. Teneinde hun eigen idee van rechtvaardigheid door te drukken houdt een menigte vijf onschuldige mensen gegijzeld. Zo hopen zij de rechter onder druk te zetten om de huidige verdachte, die op dat moment wordt berecht, ter dood te veroordelen.13 Maar de rechter weet dat de verdachte onschuldig is en moet diens dood afwegen tegen de dood van vijf eveneens onschuldige anderen. Hij wenst niet dat de verdachte sterft – je ziet hier wellicht een patroon ontstaan – maar heeft hij een keuze?14

Deze beide voorbeelden lijken op het eerste gezicht sterk te verschillen. Het tweede, zoals Foot ook opmerkt, zou ons overleveren aan de genade van mensen met kwaad in de zin en waarbij we dan regelmatig onschuldige mensen zullen moeten te doden.15 De bizarre keuze in de eerste situatie is meer een gevolg van omstandigheden waarvan het maar de vraag is of die ooit zullen voorkomen. Edoch, als we afdalen naar de funderingen van deze gedachte-experimenten, merken we dat zij uiteindelijk beide dezelfde vraag stellen: is het gerechtvaardigd om een onschuldige persoon te doden teneinde er meerdere te redden en, als dat zo is, onder welke omstandigheden? Dit is een vraagstuk dat ook vandaag de dag weerklank vindt en dat inderdaad nauw verbonden is met nabijheid. Als de gevolgen van een handeling, of het gebrek daaraan, minder nabij zijn – wanneer men bijvoorbeeld bezuinigt op gezondheidszorg en de sociale zekerheid of milieumaatregelen uitstelt, waarbij levens verloren zullen gaan maar alleen op de langere termijn – dan is er in de wandeling minder bezorgdheid dan wanneer deze levens direct door iemand bedreigt worden.16 Het gevoelde verschil tussen direct of nabij geweld en indirect of langzaam geweld vormt een verrassend groot contrast!17

En dit is deels de reden, denk ik, dat de onverwijlde keuze van het trolleyprobleem zo’n klassieker is geworden in de populaire cultuur – het is waarschijnlijk zo eenduidig als een moreel dilemma maar kan zijn. In Foots versie van dit gedachte-experiment dendert een losgeslagen tram op een nauw spoor richting een splitsing. Als de machinist niets doet, zal de trolley vijf spoorwerkers raken. Maar als hij actie onderneemt en de trolley naar het zijspoor dirigeert, dan zal daar slechts één spoorwerker worden aangereden.18 Net zoals bij de rechter zullen er vijf onschuldige mensen sterven als de machinist niet kiest om zelf de dood van één persoon te veroorzaken. En net zoals met het hypothetische incident in de grot is dit een onwaarschijnlijke situatie. Foot zelf merkte al op, hoewel sommige andere auteurs hier niet de nadruk op zullen leggen, dat dit scenario minder duidelijk is dan het aanvankelijk schijnt. Je weet immers niet of de spoorwerkers zullen sterven of zelfs maar gewond zullen raken. Voor de meer morbide lezers onder ons is er gelukkig Judith Thomson, die meer gruwelijke opties toevoegt aan dit gedachte-experiment zodat we ons er druk om kunnen blijven maken. Hiermee brengt ze het gedachte-experiment eveneens dichter bij de kern van het morele dilemma omtrent leed veroorzaken of laten gebeuren.

Tjoek, tjoek met de trolley!

In haar vroegere artikel over het trolleyprobleem vergelijkt Thomson dit scenario eerst met een ander gedachte-experiment. Ze vraagt zich af of er een verschil is tussen het trolleyprobleem en een chirurg die één patiĂ«nt kan doden om zo genoeg bloed en organen te verkrijgen waarmee hij wel vijf andere patiĂ«nten kan redden die anders gedoemd zijn om te sterven. Er is inderdaad een verschil, concludeert Thomson. Waar de machinist moet doden met diens trolley – of het nu om één of vijf personen gaat – kan de chirurg er simpelweg voor kiezen om niet te opereren en de vijf patiĂ«nten te laten sterven. Om deze mogelijkheid te betrekken bij het trolleyprobleem maakt Thomson een voorbijganger tot de hoofdpersoon. Deze voorbijganger kan een schakelaar omzetten waardoor de nu onbestuurde trolley naar het andere spoor wordt gedwongen. De relevante kwestie wordt dan of het erger is om één persoon te doden dan om er vijf te laten sterven.19 Aldus geven Thomsons gedachte-experimenten – zowel degene die ze aanhaalt als die ze verzint, terwijl zij soms net zo onvriendelijk is als Foot jegens mensen van een zeker gewicht – ons een hoop om te overdenken.20 De filosofe zelf lijkt er uiteindelijk de voorkeur aan te geven om zich te richten op de mogelijke consequenties en zodoende stelt zij dat het de meest morele handelswijze is om actie te ondernemen en vijf mensen te redden, ook al moet je daarvoor een ander doden.21

Thomsons versie van het trolleyprobleem kreeg brede bekendheid en werd wijd en zijd besproken. Helaas lijken slechts weinig van haar doorwrochte argumenten mee te zijn overgestoken toen het gedachte-experiment werd opgenomen in de populaire cultuur. Ruim twintig jaar na haar eerdere artikel, zag de filosofe zich daarom gedwongen om wederom een bijdrage voor de trolleykunde te schrijven. Hierin voegt ze nieuwe variaties toe aan het trolleyprobleem – waarvan er één teleurstellend genoeg, maar niet geheel onverwacht, weer draaide om een “gezette man” – en die de lezer nieuwe mogelijke oplossingen bieden.22 De meest hartverwarmende daarvan is de aangepaste versie van het gedachte-experiment die Thomson aanduidt als de drie opties van de voorbijganger. Hierbij kun je zowel afzien van het laten sterven van vijf mensen of het bijsturen van de trolley waardoor je één iemand doodt! Maar juich vooral niet te vroeg, want dit is alleen maar mogelijk door je eigen lijf voor de trolley te plaatsen.23 Thomson betwijfelde of men dit redelijkerwijs kan vragen van een voorbijganger.24 Toch kun je je voorstellen dat deze nieuwe uitweg het verbale getouwtrek omtrent het trolleyprobleem niet verminderde, maar levendiger maakte dan ooit.

Schade berokkenen of laten gebeuren

Het trolleyprobleem is een versimpeling, voornamelijk omdat het – in de interpretatie van de meeste auteurs – een ondubbelzinnige situatie is. Veel van de relevante overwegingen bij werkelijk bestaande situaties waarin men moet beoordelen of er een moraal verschil is tussen bijdragen aan leed of louter toestaan dat leed wordt geleden, ontbreken simpelweg. Ik noem een aantal van deze overwegingen zonder de illusie te willen wekken dat dit ze allemaal zijn. Wat was de bedoeling van de betrokken persoon en doet dat er onder die omstandigheden toe? Kon er effectief worden ingegrepen en wat zou dan de eventuele bijkomende schade zijn? Was een betere of slechtere uitkomst daadwerkelijk gegarandeerd als men zou handelen? En, als laatste, wat zou men in de relevante samenleving en tijd de meest morele manier vinden om je te gedragen en zou dit er in deze situatie toe doen?25 Maar je kunt stellen dat het juist dit gebrek aan dubbelzinnigheid is dat het gedachte-experiment zijn allure verleent. Want op deze manier kunnen denkers met grove lijnen hun bespiegelingen schilderen op een relatief onbekommerd doek.26 En daardoor zijn zij wellicht in staat om prioriteiten voor te stellen die niet alleen toepasbaar zijn in zulke vergezochte gedachte-experimenten, maar die misschien ook – met een hoop slagen om de arm en ergens ver in de toekomst – nuttig kunnen zijn in het dagelijkse leven.

Als gevolg hiervan hebben we diverse uitgewerkte denkwijzen over dit soort zaken tot onze beschikking die ons kunnen helpen om een standpunt in te nemen dat beter overdacht is dan onze eerste ingevingen. Ik zal nu enkele van de meest invloedrijke denkwijzen hieromtrent aanstippen. Sommigen van deze stellen dat er inderdaad een verschil is tussen schadelijk handelen en de schade te laten gebeuren die ook zou plaatsvinden zonder jouw betrokkenheid. Het zogenoemde rechtenperspectief, bijvoorbeeld. Dit ethische denkkader benadrukt dat het recht om niet door andermans handelen geschaad te worden sterker is en meer rechtvaardiging behoeft om met voeten – of trolleywielen – getreden te worden dan het recht om niet geschaad te worden doordat een ander niets doet.27 Als alle andere omstandigheden hetzelfde zijn, zoals dat het geval is bij abstracte gedachte-experimenten zoals het trolleyprobleem, heeft men met deze instelling dus betere redenen nodig om leed te berokkenen dan iemand slechts te laten lijden. Dan is er het perspectief van de gevolgenethiek, waarbij het er niet toe doet wat je bedoeling was, maar louter welke uitkomst je handelen of het gebrek daaraan met zich meebracht.28 Hier zouden we uitkomen bij iets als Thomsons uiteindelijke standpunt inzake het trolleyprobleem: indien jouw gedrag ervoor zorgt dat vijf mensen sterven doordat er geen actie werd ondernomen, dan was jouw houding – althans in deze denktrant – waarschijnlijk laakbaarder dan wanneer je had gekozen om de ene persoon te doden.

Toch kan ik mij voorstellen dat de keuze tussen het rechtenperspectief, dat vooral actieve wandaden verafschuwt, en de gevolgenethiek, waarbij men – zoals je wellicht al raadde – alleen afgerekend wordt op de uiteindelijke consequenties, niet iedereen tevredenstelt. Daarom zal ik nu een ander relevant ethisch denkkader te berde brengen. Deze wordt meestal aangeduid als de deontologie. Dit is misschien wel de meest genuanceerde van de drie varianten die we vandaag bespreken. De deontologie benadrukt morele regels en binnen deze regels wegen bedoelingen regelmatig zwaar mee.29 Denkers die zich binnen de deontologie bewegen vinden gevolgen vaak nog steeds belangrijk, maar zij stellen dat onze overwegingen daar niet kunnen eindigen.30 Want er dienen grenzen te zijn aan wat wij kunnen doen om onze doelen te bereiken, zelfs de meest bewonderenswaardige daarvan.31 Dientengevolge is het doden van één person om vele te redden soms niet de juiste handelswijze.32 Dit hangt af van de betrokken principes. Als men bepaalde uitwerkingen van de deontologie volgt, is het mogelijk om te beweren dat in het geval van het trolleyprobleem de ene spoorwerker die je zou doden om vijf anderen te redden niet slechts als middel ingezet kan worden om zijn collega’s te beschermen.33 Er kan daarmee een moreel verschil zijn tussen onszelf opofferen om alle zes de spoorwerkers te redden in de volle wetenschap van wat we hiermee bereiken en het vermoorden van één onwetende persoon.34 Verschillende principes in de diverse vertakkingen van de deontologie kunnen natuurlijk tot andere resultaten leiden – waarvan sommige zelfs in de buurt zouden komen bij het onderscheid tussen schade berokkenen en schade laten gebeuren van het rechtenperspectief – maar nu hebben we in ieder geval de gelegenheid om verder te kijken dan strikt geformuleerde rechten of louter gevolgen.35 En zulk een flexibiliteit kan van belang zijn wanneer we ongelukkigerwijs een keer echt geconfronteerd worden met een losgeslagen tram.

Conclusie: overal trolleys

Zelfs als we diens overrompelende aanwezigheid in de populaire cultuur buiten beschouw laten, blijft het trolleyprobleem een interessant gedachte-experiment. Recentelijk is het bijvoorbeeld toegepast op een andere vervoerswijze, namelijk zelfrijdende auto’s.36 Maar je beraadslagingen zouden hier niet moeten stoppen, zoals ook de populariseerders van het gedachte-experiment zelf reeds impliceerden.37 Er zijn nog zoveel meer fascinerende gedachte-experimenten – waarvan er vele verbonden zijn met hun eigen, specifieke ethische denkkaders, inclusief de drie die we vandaag tegenkwamen – en deze kunnen je helpen om je begrip te verruimen wat betreft het goede trachten te doen in een wereld die dit zelden makkelijk maakt. Men kan zelfs van mening verschillen met alle morele intuĂŻties die nu gangbaar zijn en uiteindelijk toch gelijk krijgen.38 En misschien was de echte oplossing al die tijd wel om een maatschappij te creĂ«ren waarin gevaarlijke trambanen verboden zijn.

Als je meer te weten wilt komen over de morele significantie van het verschil tussen actief bijdragen aan leed of leed laten gebeuren, dan is het artikel Doing vs. Allowing Harm een goed startpunt. Dit is geschreven door Fiona Woollard en Frances Howard-Snyder voor de Filosofische encyclopedie van Stanford en naar het zich laat aanzien bijgewerkt voor de wintereditie van 2024.39 En wie zou er nou niet meer te weten willen komen? Want met de feestdagen in aantocht zou geen eettafel het moeten stellen zonder verhalen over dodelijke trolleys, moordzuchtige chirurgen of hongerende kinderen!

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.

Voetnoten

  1. Frank Bosman “Five William Shakespeares Versus One Santa Claus: Self-Sacrifice and The Trolley Problem in the Series ‘The Good Place’”, Religions 2020, 11 (7), bijdrage 366. Zie in zijn algemeenheid: Steven Benko & Andrew Pavelich, (red.) The Good Place and Philosophy: Get an Afterlife (Chicago: Open Court Publishing 2019).
  2. David Edmonds, Would You Kill the Fat Man? The Trolley Problem and What Your Answer Tells Us about Right and Wrong (Princeton: Princeton University Press, 2014), p. 10-11.
  3. Fiona Woollard & Frances Howard-Snyder, “Doing vs. Allowing Harm”, in: Edward N. Zalta & Uri Nodelman (red.), The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Stanford: Stanford University Press, 2024), §1.
  4. Voor deze definitie van moraal, zie: Simon Blackburn, Ethics: A Very Short Introduction (Oxford: Oxford University Pres 2001), p. 3. De moraal is uiteraard slechts maar een gedeelte van de normatieve aannamen die onze samenleving structureren, zie: Wibren van der Burg and Sanne Taekema, “The Importance of Ideals: Debating Their Relevance in Law, Morality, and Politics”, in: Wibren van der Burg & Sanne Taekema (red.), The Importance of Ideals: Debating Their Relevance in Law, Morality, and Politics (Brussel: P.I.E.-Peter Lang, 2004), p. 15-17.
  5. Voor de inspiratie voor dit voorbeeld, zie: Jonathan Bennett, “Morality and Consequences”, in: Sterling M. McMurrin (red.), The Tanner Lectures on Human Values: Volume II (Salt Lake City: University of Utah Press, 1981), p. 91.
  6. Samuel Scheffler, “Doing and Allowing,” Ethics 2004, 114 (2), p. 216.
  7. Voor wellicht het beroemdste voorbeeld hiervan, zie: James Rachels, “Active and Passive Euthanasia,” New England Journal of Medicine 1975, 292 (2), p. 78-86.
  8. Al zijn er ook andere invloedrijke interpretaties, waarvan ik een aantal hieronder aanhaal.
  9. Omdat ik geen toegang had tot het origineel, gebruik ik een recente herpublicatie die niet zou mogen verschillen, zie: Philippa Foot, “The Problem of Abortion and the Doctrine of the Double Effect”, in: Virtues and Vices (Oxford: Oxford University Press, 2002), p. 19-32. Hetzelfde geldt voor Thomsons werk, zie hieronder.
  10. Ibidem, p. 19-20. Zie ook: Herbert L.A. Hart, “Intention and Punishment”, Oxford Review 1967, 5 (4), p. 15-22.
  11. Foot, “The Problem of Abortion and the Doctrine of the Double Effect”, p. 21-22.
  12. Voor Plato’s beroemde allegorie van de grot, zie: Nicholas Pappas, The Routledge Guidebook to Plato’s Republic (New York: Routledge 2013), p. 177-179.
  13. Foot, “The Problem of Abortion and the Doctrine of the Double Effect”, p. 23-24; Judith Jarvis Thomson, “Turning the Trolley”, in: Steven M. Cahn & Peter Markie (red.), Ethics: History, Theory, and Contemporary Issues (Oxford: Oxford University Press, 2020), p. 932.
  14. Aangezien Foot de rechter in dit gedachte-experiment aanduidt als zijnde een man, doe ik hier hetzelfde.
  15. Foot, “The Problem of Abortion and the Doctrine of the Double Effect”, p. 25.
  16. Rob Nixon, Slow Violence and the Environmentalism of the Poor (Cambridge: Harvard University Press, 2011), p. 2, 10, 252. Voor een meer kritische blik op dat eerste voorbeeld, zie: Veronica Toffolutti et al, “Does austerity really kill?”, Economics & Human Biology 2019, 33 (C), p. 211-223.
  17. Nixon, Slow Violence and the Environmentalism of the Poor, p. 2; Lauren Berlant, “Slow Death (Sovereignty, Obesity, Lateral Agency)”, Critical Inquiry 2007, 33 (4), p. 754-780; Nixon, Slow Violence and the Environmentalism of the Poor, p. 2.
  18. Judith Jarvis Thomson, “The Trolley Problem”, in: Steven M. Cahn & Peter Markie (red.), Ethics: History, Theory, and Contemporary Issues (Oxford: Oxford University Press, 2020), p. 918; Foot, “The Problem of Abortion and the Doctrine of the Double Effect”, p. 23.
  19. Thomson, “The Trolley Problem”, p. 918-919.
  20. Ibidem, p. 922.
  21. Joshua D. Greene, “The Secret Joke of Kant’s Soul”, in: Thomas Nadelhoffer, Eddy Nahmias & Shaun Nichols (red.), Moral Psychology: Historical and Contemporary Readings (Malden: Wiley-Blackwell, 2010), p. 39.
  22. Thomson, “Turning the Trolley”, p. 934. Joshua Greene vermijd tactvol het noemen van de gezette man en doopt deze variant het voetgangersbrugdilemma, zie: Greene, “The Secret Joke of Kant’s Soul”, p. 42.
  23. Thomson, “Turning the Trolley”, p. 935.
  24. Ibidem, p. 938. Het wordt (nog) ingewikkelder wanneer de bestuurder van de trolley de mogelijkheid krijgt om zichzelf op te offeren en aldus zowel de ene als de vijf spoorwerkers te redden, zie: Ibidem, p. 937-939.
  25. Woollard & Howard-Snyder, “Doing vs. Allowing Harm”, §2.
  26. Thomson, “Turning the Trolley”, p. 940.
  27. Warren S. Quinn, “Actions, Intentions, and Consequences: The Doctrine of Doing and Allowing”, Philosophical Review 1989, 98 (3), p. 287-312.
  28. Bob van Someren GrĂ©ve, “Hedendaags Utilitarisme en Consequentialisme”, in: Martin van Hees, Thomas Nys & Ingrid Robeyns (red.), Basisboek Ethiek (Amsterdam: Boom uitgeverij, 2019), p. 97.
  29. John Mizzoni, Ethics: The Basics (Hoboken: John Wiley & Sons, 2017), p. 104.
  30. Jan-Willem van der Rijt, “Hedendaagse deontologie”, in: Martin van Hees, Thomas Nys & Ingrid Robeyns (red.), Basisboek Ethiek (Amsterdam: Boom uitgeverij, 2019), p. 131; Greene, “The Secret Joke of Kant’s Soul”, p. 37.
  31. Van der Rijt, “Hedendaagse deontologie”, p. 130.
  32. Greene, “The Secret Joke of Kant’s Soul”, p. 37.
  33. Mizzoni, Ethics, p. 122.
  34. Van der Rijt, “Hedendaagse deontologie”, p. 137, 142.
  35. Ibidem, p. 132, 138, 140.
  36. Nassim JafariNaimi, “Our Bodies in the Trolley’s Path, or Why Self-driving Cars Must *Not* Be Programmed to Kill”, Science, Technology, & Human Values 2018, 43 (2), p. 302-23.
  37. Foot, “The Problem of Abortion and the Doctrine of the Double Effect”, p. 21-22; Thomson, “Turning the Trolley”, p. 940.
  38. Margeret Walker, Moral Understandings: A Feminist Study in Ethics (London: Routldge, 1998), p. 7; Jackie Leach Scully, Disability Bioethics Moral Bodies, Moral Difference (Lanham: Rowan & Littlefield, 2008), p. 50.
  39. Woollard & Howard-Snyder, “Doing vs. Allowing Harm”.