Net als bij jonge ouders die het vinden van een oppas voor zaterdagavond bleven uitstellen, verwijlden kinderen in het archeologische onderzoek naar de ijstijd tot voorkort vooral op de achtergrond.1 Zowel de ouders als de archeologen zullen hier hun drijfveren voor hebben, begrijpelijke alsmede minder begrijpelijke. Om voor hand liggende redenen â en met excuses voor eventueel meelezende jonge ouders â zullen we het vandaag vooral hebben over de archeologen. Waarom vond deze tak van wetenschap kinderen tot relatief recent veelal van ondergeschikt belang? En kan onze kennis van het verre verleden vergroot worden door meer aandacht te besteden aan de jongere mensen in de ijstijd? Al deze vragen â en meer! â zullen hieronder worden beantwoord. Deze antwoorden zijn voor het grootste deel gebaseerd op een geweldig boek over dit onderwerp, Growing up in the Ice Age: Fossil and Archaeological Evidence of the Lived Lives of Plio-Pleistocene Children van paleontologisch archeoloog April Nowell. En ik kan dit boek aan iedereen aanraden wier interesse na dit blog is gewekt.2
Dit blog is ook beschikbaar in het Engels.
De coole ijstijd
De ijstijd is een fascinerende historische periode en niet alleen voor degenen die toetjes verkiezen boven de avondmaaltijd.3 Het is een wereld die tegelijkertijd heel herkenbaar Ă©n bijzonder ver van ons verwijderd is. Ik geef een voorbeeld van deze verwijdering dat mij altijd gefascineerd heeft: waar nu de Perzische golf het Arabisch schiereiland scheidt van het Perzisch plateau was ooit een vallei waardoorheen een meanderende rivier liep, omringd door allerlei soorten meren. Een spreekwoordelijke verloren wereld waar ook mensen leefden tot zij gedwongen werden om te verkassen toen het ijs in het noorden smolt en het zeeniveau steeg.4 Maar de herkenbaarheid van de ijstijd is minstens zo fascinerend, onder andere dankzij de gedeelde ervaringen van onze verre voorouders. Zij trachten te overleven, net zoals wij. En zij waren ooit jong, net als wij. Deze ervaringen zijn natuurlijk niet op alle vlakken vergelijkbaar. Veel van degenen die jong waren in de ijstijd zouden bijvoorbeeld nooit oud worden. De hogere kindersterfte in dit tijdperk betekent ook dat kinderen toentertijd minder werden omringd door leeftijdsgenoten dan tegenwoordig.5 Toch schat men in dat kinderen tussen de 40% en 65% uitmaakten van de mensen die voor het holoceen door de wereld trokken.6 En bij gebrek aan Tamagotchiâs, Gameboys en smartphones, waren deze kinderen betrokken bij bijna alle aspecten van het dagelijks leven.7 Of het nu ging om het bewerken van steen, ontoegankelijke plekken verkennen, voedsel verzamelen of deelnemen in het overleveren van verhalen â de kinderen van de ijstijd deden het allemaal, samen met volwassenen of in hun uppie.8
Door deze alomtegenwoordige aanwezigheid van kinderen is het des te vreemder dat zij relatief weinig bestudeerd zijn. Waarom zou dat zo zijn? De hierboven reeds genoemde April Nowell onderscheidt vier voornaamste redenen: de beschikbaarheid en de aard van de archeologische overblijfselen van kinderen; het lang gekoesterde idee dat kinderen juist verstoorders zijn van archeologische vindplaatsen; het gebrek aan zelfstandig handelen dat aan kinderen wordt toegeschreven; en weinig interesse in kinderen als een voorwaardig onderzoeksonderwerp voor archeologen.9 Laat ons deze redenen nu één voor één trachten te begrijpen
âIce age fauna of northern Spainâ door Mauricio AntĂłn. Licentieverlening via Creative Commons.10
Reden 1: De beschikbaarheid en de aard van de archeologische overblijfselen van kinderen
Er zijn, ten eerste, simpelweg minder archeologische overblijfselen van kinderen om op te graven. En de overblijfselen die we kunnen vinden, zijn vaak minder goed bewaard gebleven. We zullen eerst bekijken waarom er minder overblijfselen zijn. De archeologische overblijfselen die ter beschikking staan van archeologen behoren vaak toe aan minder mensen dan dat er in een bepaald gebied leefden.11 Hier kunnen verschillende oorzaken voor zijn. Het beperkte aantal begraafplaatsen dat door archeologen wordt opgegraven is wellicht niet de laatste rustplaats van alle mensen die in de omgeving woonden. Mensen in de ijstijd hadden een mobiele levensstijl. Hun overleven vereiste calorieën en om die calorieën te vergaren waren zij veel onderweg.12 Als gevolg hiervan zouden de mensen die stierven weleens over een heel uitgestrekt gebied begraven kunnen zijn. Daarnaast zullen niet alle doden toegang hebben gehad tot de door archeologen opgegraven begraafplaatsen.13 Zeker in latere, meer sedentaire samenlevingen zien we bijvoorbeeld dat er specifieke laatste rustplaatsen gereserveerd werden voor bepaalde mensen. Men kan hierbij denken aan de beroemde Vallei der Koningen in Egypte of de begraafplaatsen die we kunnen koppelen aan de plaatsen waar mensen met lepra werden afgezonderd.14 En iets soortgelijks zou kunnen hebben gegolden voor kinderen in de ijstijd.15 Daarom zullen we nooit zeker weten of het deel van een populatie dat wordt opgegraven door archeologen een goede weerspiegeling is van alle begraven personen.16 Deze variatie in archeologische vindingen heeft gevolgen voor onze kennis van het menselijk bestaan in de ijstijd en die variatie wordt verder versterkt door de omstandigheden waarbinnen en waarmee moderne archeologen moeten werken.
Het is belangrijk om te bedenken dat niet alle opgegraven begraafplaatsen hetzelfde worden behandeld. Sommige vindplaatsen worden namelijk alleen oppervlakkig of gedeeltelijk onderzocht.17 Maar misschien nog wel belangrijker, zijn de omstandigheden die het overleven van archeologische overblijfselen bepalen. Je kunt je vast voorstellen dat stevigere botten betere overlevingskansen hebben dan relatief broze botten, en zij zullen vaak ook nog in een betere staat verkeren.18 En kinderbotten zijn nu eenmaal meer poreus, onvollediger geossificeerd en minder gemineraliseerd dan die van volwassenen. Toch zijn kinderbotten regelmatig minder prominent in opgravingsverslagen dan ze geweest hadden kunnen zijn, zelfs als we hun fragiliteit in aanmerking nemen. Dit heeft te maken met de methodologie en de opleiding van het gros van de archeologen. Deze waren beide onvoldoende gericht op de aanwezigheid van kinderen op archeologische vindplaatsen.19 En dit is niet de enige wijze waarop de houding van moderne archeologen het onderzoek naar kinderen in de ijstijd kan belemmeren.
Reden 2: Kinderen als verstoorders van archeologische vindplaatsen
Tot vrij kort geleden werd vaak aangenomen dat kinderen door hun gebruik van objecten archeologische vindplaatsen vooral verstoorden.20 En dit lijkt wellicht logisch. Hebben we niet allemaal meegemaakt dat kinderen spullen verlegden of weggooiden op een wijze die je niet van volwassenen zou verwachten?21 Maar je kunt evenzogoed stellen dat ook deze activiteiten deel uitmaken van het verleden en het gedrag van mensen in de ijstijd dat archeologen trachten te ontrafelen!22
Want de inkijkjes in het verleden die archeologen opgraven, zijn zelden ongerept.23 Een archeologische vindplaats kan bijvoorbeeld in het verleden reeds verlaten zijn â en iedereen die ooit verhuisd is, weet dat dit niet voor een getrouw beeld zorgt van hoe een woonplaats daarvoor was! Daarnaast laten veel menselijke activiteiten weinig sporen achter. Na het bewerken van steen werd er bijvoorbeeld ook in het verleden geveegd.24 En archeologische inkijkjes zijn natuurlijk ook precies dat, een tijdsopname van het moment dat een vindplaats bewaard bleef voor de archeologie. We missen daarom waarschijnlijk veel van de aanwijzingen die ons zouden kunnen vertellen hoe de vindplaats doorheen eerdere jaren werd gebruikt, voordat deze onbewoond bleef, afbrandde of begraven werd.25 En dan zijn er nog de nukken van moeder natuur. Je kunt je voorstellen dat natuurkrachten, zoals aardbevingen, erosie en overstromingen, ook hun tol eisen van archeologische vindplaatsen.26 Vanwege deze omstandigheden is het vaak aan archeologen om te bepalen wat telt als een verstoring of niet. En de activiteiten van kinderen zouden in dat opzicht juist net zo zorgvuldig bestudeerd moeten worden als die van volwassenen, als we het verleden in al haar facetten willen leren kennen.
Reden 3: Het gebrek aan zelfstandig handelen dat aan kinderen wordt toegeschreven
Maar men kan zich afvragen of betere bestudering van de activiteiten van kinderen onze kennis over het verleden ĂŒberhaupt vergroot. Volgen kinderen immers niet vooral de aanwijzingen van hun ouders, familieleden en andere volwassenen op?27 Zelfs als men hiervan uitgaat, zou het nog steeds lonen om kinderen te bestuderen. Want hun gedrag, voor zover we dat kunnen reconstrueren aan de hand van archeologische vindplaatsen, kan ons een hoop leren over dat soort aanwijzingen en de volwassenenwereld waarvoor deze kinderen werden klaargestoomd.28 Daarnaast handelden kinderen op wijzen die voorbijgingen aan het voorbereid worden voor en deelnemen aan de wereld van de volwassenen. En dit gedrag bestuderen kan ons meer kennis opleveren over het dagelijks leven van mensen in de ijstijd.29
Want de kinderen in het verre verleden hadden ook een zelfstandige impact op archeologische vindplaatsen.30 Ze hanteerden objecten regelmatig op een manier die verschilde van volwassenen, zoals we al zagen, en dit omvatte bijvoorbeeld het gebruik als speelgoed op wijzen die niet louter de toenmalige volwassenenwereld reflecteerden.31 En ook op andere manieren gingen zij wellicht in tegen de normen en regels van de volwassenenwereld van toen. Zoals Erin Halstad McGuire opmerkt: âkinderen [âŠ] kunnen de activiteiten en de materiĂ«le cultuur van volwassenen voor hun eigen doeleinden aanpassen.â32 In al deze opzichten zijn de gedragingen van kinderen een waardevol studieobject voor archeologen die het menselijk bestaan in de ijstijd trachten te reconstrueren. Dus waarom gebeurde dit tot vrij recent relatief weinig?
Reden 4: Weinig interesse in kinderen als volwaardig onderzoeksonderwerp
Naast de reputatie van kinderen als verstoorders van archeologische vindplaatsen en louter verlengstukken van de volwassenenwereld, suggereert April Nowell nog een andere reden voor de langdurige afwezigheid van interesse in dit deel van de mensheid tijdens de ijstijd. Het onderwerp zou âniet [..] âzwaarwegendâ of âserieusâ genoeg zijn om mainstream te worden.â33 Ze koppelt deze houding aan het feit dat dit aspect van de archeologie traditioneel door vrouwen wordt bestudeerd. Want, zoals Margaret Conkey liet zien, het theoretische werk van vrouwelijke archeologen wordt relatief weinig geciteerd en is regelmatig slechts te vinden via meer obscure publicatiekanalen.34 Daarnaast neigen onderzoekers ernaar te focussen op specifieke kwesties wanneer zij zich toch bezighouden met kinderen als onderzoeksonderwerp â zoals de impact van ziekten of opvoedingskwesties â die weinig ruimte laten voor andere essentiĂ«le aspecten van wat het betekende om een kind te zijn in de ijstijd.35
Het is belangrijk om deze vooringenomen ideeĂ«n over welke onderwerpen al dan niet belangrijk genoeg zijn om bestudeerd te worden op de archeologische afdelingen van academische instellingen te herkennen en bediscussiĂ«ren.36 Behalve de rol van kinderen in het verhaal van de mensheid tijdens de ijstijd kan men bijvoorbeeld ook denken aan het bevoordelen in het archeologisch onderzoek en bij de aanpalende theorievorming vam de menselijke activiteiten gedurende de dag ten koste van datgene wat plaatsvindt tijdens de nacht.37 Zoals het recente hoofdstuk van Glenn Storey over (onder andere) de nachtelijke misdaad in het Romeinse rijk laat zien, zou zulk onderzoek weleens een groot publiek kunnen aanspreken â als de populariteit van het true crime genre enige indicatie geeft!38 Meer in het algemeen, zoals April Nowell schrijft, hebben archeologen âvoor een groot deel lang aangenomen dat archeologische vindplaatsen ons niets te vertellen hebben over de levens van vrouwen, kinderen, ouderen, mensen met een functiebeperking, niet-binaire genderidentiteiten, verschillende seksuele geaardheden, verschillende afkomsten of inheemse mensen, terwijl dit feitelijk altijd al het geval was, we luisterden simpelweg niet of, meer precies, we hebben niet de juiste vragen gesteld.â39
Conclusie: kinderspel
Gelukkig bleken de verloren kinderen van de archeologie niet volledig verdwenen te zijn, ze zijn slechts wat moeilijker te vinden en werden eertijds verwaarloosd. En het stemt hoopvol dat archeologen een hernieuwde interesse tonen in dit deel van het menselijk bestaan tijdens de ijstijd.40 Want net als met de ouders die na hun bioscoopbezoek op zaterdagavond toch wel blij zijn dat ze weer huiswaarts kunnen keren, is het niet verstandig om kinderen al te lang te verwaarlozen.
Voor degenen die meer willen weten over het leven in de ijstijd, kan ik diverse boeken naast dat van Nowell aanbevelen. Een geweldige introductie over de lange weg naar de algemene acceptatie van het idee van een ijstijd en hoe we ĂŒberhaupt kennis kunnen verwerven over dit coole tijdperk, is Jamie Woodwards The Ice Age: A Very Short Introduction.41 Meer informatie over de afwezigheid van voldoende aandacht voor bepaalde demografieĂ«n in ouder archeologisch onderzoek kan gevonden worden in het boek The Archaeology of Childhood: Children, Gender, and Material Culture van Jane Baxter.42 En als je de mensen van de ijstijd binnen het bredere verhaal van de mensheid wilt plaatsen, dan is de bundel The Human Past: World Prehistory and the Development of Human Societies een goed uitgangspunt.43 Voor iedereen die liever Nederlands leest, kan ik het tweede hoofdstuk van De Oudheid: Grieken en Romeinen in de Context van de Wereldgeschiedenis aanraden.44 Volgende week keren we terug naar het meer recente verleden en bespreken we de beste albums van 2023.
Voetnoten
- April Nowell, Growing up in the Ice Age: Fossil and Archaeological Evidence of the Lived Lives of Plio-Pleistocene Children (Oxford: Oxbow Books, 2021), p. 1.
- Ibidem.
- Het tijdperk van afwisselend ijstijden en postglaciale perioden dat (vooral) relevant is voor dit blog begon ca. 800.000 jaar geleden. De laatste ijstijd eindigde rond 11.600 jaar geleden, zie: Chris Scarre, âThe World Transformed: From Foragers and Farmers to States and Empires,â in: Chris Scarre (red.), The Human Past: World Prehistory and the Development of Human Societies, (London: Thames & Hudson, 2018), p. 175.
- Tony Wilkinson, âIntroduction to Geography, Climate, Topography, and Hydrology,â in: Daniel Potts (red.), A Companion to the Archeology of the Ancient Near East (Malden: Blackwell Publishing, 2012), p. 19â20.
- Nowell, Growing Up in the Ice Age, p. 153â54. Voor de moeilijkheden betreffende het vaststellen van kindersterfte in het verre verleden, zie: April Nowell and Jennifer French, âAdolescence and Innovation in the European Upper Palaeolithic,â Evolutionary Human Sciences 2020, 2 (36), p. 15.
- Nowell, Growing Up in the Ice Age, p. 1.
- Ibidem, 71; Flavio Altamura et al., âArchaeology and Ichnology at Gombore II-2, Melka Kunture, Ethiopia: Everyday Life of a Mixed-Age Hominin Group 700,000 Years Ago,â Scientific Reports 2018, 8 (2815), p. 9.
- Nowell, Growing Up in the Ice Age, Chapter 3-5.
- Ibidem, p. 1â14.
- Licentieverlening via Creative Commons: âIce age fauna of northern Spainâ door Mauricio AntĂłn. Bron: âCaitlin Sedwick (1 April 2008). “What Killed the Woolly Mammoth?”. PLoS Biology 6 (4): e99. DOI:10.1371/journal.pbio.0060099.â Toestemming voor hergebruik: â© 2008 Public Library of Science. This is an open-access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License, which permits unrestricted use, distribution, and reproduction in any medium, provided the original author and source are credited.â Niet aangepast. Verkregen via: Wikimedia Commons.
- Ibidem, p. 2.
- Ibidem, p. 44-45; Martin Sikora et al, âAncient Genomes Show Social and Reproductive Behavior of Early Upperpaleolithic Foragers, Science 2017, 358 (6363), p. 662; Jamie Woodward, The Ice Age: A Very Short Introduction (Oxford: Oxford University Press, 2014), p. 138-139, 141.
- Nowell, Growing Up in the Ice Age, p. 3.
- Ibidem, p. 2; Marc van de Mieroop, A History of Ancient Egypt (London: Wiley-Blackwell, 2011), p. 175-177; Philip Eichman, âThe History, Biology & Medical Aspects of Leprosyâ, The American Biology Teacher 1999, 61 (7), p. 491.
- Nowell, Growing Up in the Ice Age, p. 4.
- Ibidem, p, 3; Mary Lewis, The Bioarchaeology of Children: Perspectives from Biological and Forensic Anthropology (Cambridge: Cambridge University Press, 2007), p. 22.
- Michael Roaf, Cultural Atlas of Mesopotamia and the Ancient Near East, (Abbingdon: Andromeda, 1990), p. 14.
- Nowell, Growing Up in the Ice Age, p, 3.
- Ibidem, p. 3-4; Andrew Chamberlain, âCommentary: Missing Stages Of Life — Towards the Perception of Children in Archaeology’â in: Jenny Moore & Eleanor Scott (reds.), Invisible People and Processes: Writing Gender and Childhood into European Archaeology (Leicester: Leicester University Press, 1997), p. 249.
- Nowell, Growing Up in the Ice Age, p. 5; Jane Baxter, The Archaeology of Childhood: Children, Gender, and Material Culture (Walnut Creek: Altamira Press, 2005), p. 7-10.
- Jane Baxter, âMaking Space for Children in Archaeological Interpretationsâ, Archaeological Papers of the American Anthropological Association 2005, 15 (1), p. 78.
- Nowell, Growing Up in the Ice Age, p. 6.
- Ibidem, p. 5-6.
- Michael Schiffer, Behavioral Archaeology: Practices and Principles (New York: Routledge, 2010), p. 40.
- Nowell, Growing Up in the Ice Age, p. 6.
- Ibidem, p. 5.
- Ibidem, p. 7.
- Ibidem, p. 9-12.
- Ibidem, p. 9.
- Ibidem, p. 7; Sally Crawford, âThe Archaeology of Play Things: Theorising a Toy Stage in the âBiographyâ of objectsâ, Childhood Past 2009, 2 (1), p. 64.
- Nowell, Growing Up in the Ice Age, p. 12.
- â[C]hildren [âŠ] may subvert adult activities and material culture for their own purposesâ, zie: Erin Halstad McGuire, ââWhim Rules the Childâ: The Archaeology of Childhood in Scandinavian Scotlandâ, Journal of the North Atlantic 2019, 12 (special issue 11), p. 14; Helen Schwartzman, âMaterializing Children: Challenges for the Archaeology of Childhoodâ, Archeological Papers of the American Anthropological Association 2006, 15 (1), p. 127.
- âNot [âŠ] âweightyâ or âseriousâ enough to become mainstream.â, zie: Nowell, Growing Up in the Ice Age, p. 13.
- Ibidem; Margaret Conkey, âQuestioning Theory: Is There a Gender of Theory in Archaeology?â, Journal of Archaeological Method and Theory 2007, 14 (3), p. 291-294, 301-303.
- Nowell, Growing Up in the Ice Age, p. 14.
- Ibidem, p. 13-14.
- Ibidem, p. 13; Nancy Gonlin & April Nowell, âIntroduction to the Archaeology of the Nightâ, in: Nancy Gonlin & April Nowell, Archeology of the Night: Life After Dark in the Ancient World (Boulder: University Press of Colorado, 2018), p. 5-6.
- Glenn Storey, âAll Rome Is at My Bedside: Nightlife in the Roman Empireâ, in: Nancy Gonlin & April Nowell, Archeology of the Night: Life After Dark in the Ancient World (Boulder: University Press of Colorado, 2018), p. 308-331. Over de populariteit van het true crime genre, zie: Joy Wiltenburg, âTrue Crime: The Origins of Modern Sensationalismâ, The American Historical Review 2004, 109 (5), p. 1377-1404.
- â[We] have largely assumed that the archaeological record did not speak to the lived experiences of women, children, the elderly, the differently abled, non-binary genders, different sexualities, different ethnicities or Indigenous peoples, when in fact it always has, we have just not been listening or more precisely we have not been asking the right questions.â, zie: Nowell, Growing Up in the Ice Age, p. 14.
- Ibidem, p. iix, 13.
- Woodward, The Ice Age.
- Jane Baxter, The Archaeology of Childhood.
- Chris Scarre (red.), The Human Past: World Prehistory and the Development of Human Societies, (London: Thames & Hudson, 2018).
- Frits Naerebout & Henk Singor, De Oudheid: Grieken en Romeinen in de Context van de Wereldgeschiedenis (Amsterdam: Ambo, 2010), p. 49-84.