Soms lees ik iets wat mij zodanig fascineert, dat ik er onmiddellijk een blog over wil schrijven om deze nieuwe interesse met de digitale wereld te delen. Maar aangezien ik heel erg mezelf ben, loop ik dan algauw tegen praktische bezwaren aan. Ik moet mij bijvoorbeeld wel verdiepen in de wijdere wetenschappelijke literatuur, zodat ik er zeker van ben dat ik jullie de geleerde consensus over het desbetreffende onderwerp voorschotel. En bij nieuwe interesses word ik hierbij gehinderd door het feit dat zelfs ik geen expert kan zijn in alle geesteswetenschappen – hoe hard ik ook mijn best doe. Dus deze week gaan we daarom in hartje zomer een onderwerp bespreken dat mij afgelopen kerst wist te grijpen: vuurwapens als accessoires in het Italië van tijdens de Europese Renaissance.
De bijdrage die aanvankelijk mijn aandacht trok was het intrigerende hoofdstuk “The Renaissance goes up in smoke”, dat Robert Davis schreef voor de academische bundel The Renaissance world.1 En terwijl ik onderzoek deed voor dit blog, ontdekte ik ook een uitstekende dissertatie van Victoria Bartels en een indrukwekkend artikel van Catherine Fletcher, waarin aanpalende onderwerpen besproken worden.2 Dus als je nieuwsgierigheid ook maar enigszins geprikkeld wordt door het onderstaande, dan is het lezen van tenminste één van deze drie stukken onontbeerlijk. Bijna net zo onontbeerlijk als vuurwapens dat waren voor sommige groepen mensen in het Italië van de Renaissance – althans, indien zij modieus trachtten te zijn of een goede indruk wilden maken!
Dit blog is ook beschikbaar in het Engels.
Zulke knallen, jongen!
De rol van buskruit in het verhaal van de mensheid, zoals die vaak begrepen wordt door de meeste mensen – inclusief, tot verbazingwekkend recent, ikzelf – is meestentijds nogal overdreven. Maar het historische belang van deze uitvinding en diens vele toepassingen om mensen te verwonden, te verminken en te doden is onmiskenbaar.3 Voorheen moesten wapens voornamelijk vertrouwen op menselijke energie – onze spierkracht. Of dit nu de kracht van de arm was die een zwaard zwaaide of die van de handen die touwen opwinden zodat een katapult een projectiel kon afschieten.4 Het buskruit voegde chemische energie toe aan het menselijk arsenaal om elkaar uit de weg te ruimen.
Deze substantie, zoals je wellicht gehoord hebt, was uitgevonden in China – het vroegst opgeschreven recept dateert uit het jaar 1040, als je dat kunt geloven! – en daar was al driftig geëxperimenteerd met de vele manieren om er wapens mee te maken.5 Buskruit en de wapens die bestonden bij gratie van dit explosieve goedje, lijken het Europese continent bereikt te hebben in de late dertiende of vroege veertiende eeuw.6 Vuurwapens waren niet in hun eentje verantwoordelijk voor het geweld in de Italiaanse Renaissance – dat zijn nog steeds de mensen zelf en de sociale structuren die zij inrichtten – maar ze droegen wel bij aan het dodental en zouden desalniettemin aangemerkt worden als één van de voornaamste oorzaken door de mensen die toen leefden.7
Geweld in de Renaissance
Bij velen van ons zal de Europese Renaissance bepaalde associaties oproepen – vaak hebben deze te maken met de kunsten, bestuurlijke vernieuwing en een interesse in het oude Griekenland en Rome – maar slechts zelden zullen we denken aan geweld.8 Toch maakte geweld deel uit van deze periode, en zeker ook in Italië. Het geweld dat het meest relevant is voor onze discussie werd begaan door mannen die hun brood verdienden – bij wijze van spreken, dan toch – op illegale wijze, terwijl zij het platteland onveilig maakten. Zulke mannen werden aangeduid met diverse benamingen waaronder banditi, oftewel bandieten.9 Er ware diverse redenen die verklaren waarom deze banditi zo laag gezonken waren. Zij waren bijvoorbeeld door hun nederzetting in ballingschap gezonden; waren op de vlucht voor vervolging vanwege misdrijven of vendetta’s; dan wel trachtten zij aan de last van onvoorstelbaar zware arbeid te ontkomen, zoals het bemensen van de gigantische vloten die toentertijd opgetuigd werden.10 En dan waren er ook nog de groepen mannen die formeel in dienst waren van staten of andere publieke lichamen, maar die ingezet werden om georganiseerd geweld te plegen teneinde de privébelangen van een persoon of personen die daarbinnen de macht uitoefenden veilig te stellen.11 En deze privélegertjes zullen later in ons verhaal nog terugkomen.
De overheden van de diverse Italiaanse staten en staatjes leken geen haast te hebben om hun eigen rol bij het bevolken van het platteland met wanhopige mannen of wanneer zijzelf georganiseerd geweld aanmoedigden onder de loep te nemen. In plaats daarvan zochten zij naar andere verklaringen – en deze omvatten, zoals je vast al bedacht hebt, vuurwapens.12
Modieuze vuurwapens
Eén type vuurwapen, dat uitgevonden was in de vroege zestiende eeuw, moest het specifiek ontgelden als zondebok voor het soms endemische geweld in het Italië van de Renaissance: degene met een radslot, zoals de haakbus.13 Simpel gesteld, deze vuurwapens hadden een trekker die een opgewonden stalen rad liet draaien en zo werden vonken gecreëerd die het afvuren van de kogel mogelijk maakten.14 Daarmee had je een vuurwapen dat je lang voor enige confrontatie alvast kon laden en dat praktisch immuun was voor slecht weer. Dit bleven echter wel delicate machinerieën. Ze moesten met veel precisie worden gemaakt en waarom daarom erg duur. Daarnaast was er veel onderhoud nodig om ze functioneel te houden. En ondanks dat alles, bleef de kogel vaak steken of haperde het ontstekingsmechanisme. Dientengevolge werden dit soort vuurwapens niet structureel gebruikt door reguliere legers. Maar zij werden wel een statussymbool voor een andere groep mensen die zich beroepshalve bezighield met geweld: de banditi die we hierboven al ontmoet hebben.15
Veel radslotpistolen waren waarlijke kunststukjes. Zij werden gemaakt van exotische houtsoorten en zeldzame metalen door bekwame klokkenmakers – één van de weinige beroepsgroepen met de technische kennis om zo’n vuurwapen in elkaar te kunnen zetten. En zo kwam het dat het bezit van zo’n prachtig gevormd vuurwapen en bij voorkeur meerdere, een begerenswaardige accessoire werd voor mensen met kwaad in de zin, inclusief de losgeslagen mannen op het platteland van Italië tijdens de Renaissance.16 Dit had natuurlijk een praktische kant. Een wapen hanteren dat vaak toch niet wil schieten, zorgde ervoor dat het belangrijk was om één of meer terugvalopties tot je beschikking te hebben. Daarnaast kon een aantal modellen verborgen worden onder je kleding en dergelijke. Vaak werden deze vuurwapens echter trots getoond. Bijvoorbeeld door mensen die zich met struikroverij onledig hielden. Zij droegen regelmatig meerdere radslotpistolen in kleurrijke sjerpen of opvallende riemen, terwijl er ook nog een langer geweer over hun schouder hing. Een beetje banditi waren, zoals een getuige dat stelt “benissimo armato d’archibugi” – goed voorzien van haakbussen, meervoud!17
Deze bewapening was niet alleen maar praktisch, zoals hun voornoemde luxe afwerking al doet vermoeden. Dit waren inderdaad statusobjecten. En dit fenomeen bleef niet beperkt tot de banditi. Ook mensen met een minder woelige levensloop begonnen dit soort vuurwapens te dragen en we kunnen in toenmalige retorische stukken lezen dat deze geassocieerd werden met het behoud van je vrijheid en eer in algemene zin.18
De populariteit van radslotpistolen onder degenen die het leven van reizigers nog gevaarlijker maakten dan het al was, creëerde op een gegeven moment een vrij letterlijke wapenwedloop. Want als je van a naar b wilde geraken in het Italië van de Renaissance, was het vaak drieste noodzaak om zelf ook een vuurwapen bij je te hebben.19 Uiteindelijk zouden zelfs de Italiaanse gezagsdragers die lang geprobeerd hadden om deze specifieke vuurwapens uit te bannen, concessies moeten doen. In 1580 stond de stad Perugia bijvoorbeeld landbouwers die in de velden werkten toe om een vergunning aan te vragen voor een radslotpistool om zich te verdedigen.20 Maar dan nog, zelfs de autoriteiten moesten zich soms strategisch terugtrekken als ze zich geconfronteerd zagen met een overmacht aan kogels. Want de banditi wisten hun accessoires meedogenloos te hanteren.21
Conclusie: gevaarlijke modegrillen
Al vrij vroeg erkenden de autoriteiten in het Italië van de Renaissance de gevaren die de hype rond radslotpistolen met zich meebracht. En degenen die in het bezit ervan bleken te zijn, werden vaak streng bestraft. Maar het hierboven besproken systeem van vergunningen liet een groot grijs gebied voor het bij je dragen van dergelijke dodelijke accessoires.22 Een andere benaderingswijze van het probleem richtte zich daarom op de ambachtslieden die in staat waren om zulke vuurwapens te monteren en/of te onderhouden – zeer weinigen van degene die zich aansloten bij de banditi dan wel bij één van de vele privélegertjes waren immers klokkenmakers.23 Maar helaas! Zowel bendes banditi als de machtige mannen die hun eigen kleine rijkjes bestendigden door de inzet van gewapende scharen huurlingen, zouden de komende eeuwen een vast onderdeel van het Italiaanse landschap blijven. En dit kwam gedeeltelijk door de groeiende invloed van juist de mannen die zich zulke privélegertjes konden veroorloven.24 Dit verraderlijke fenomeen drong ook door in culturele uitingen. Tussen de zestiende en achttiende eeuw, komen we geïdealiseerde versies van de banditi zelfs tegen in liederen, folklore en – ik bezweer jullie dat ik dit niet zelf verzonnen heb – toerisme.25
Het getuigt van een morbide ironie dat dit blog zo moet eindigen. Niet alleen werden vuurwapens een soortement accessoire voor de gewelddadige mannen die zich voor diverse redenen ophielden op het platteland, maar deze mannen werden zelf in zekere zin ook modieus. Men kon over hen horen zingen in ballades of opgewonden, hoewel ook zeker gespannen, trachten een blik van hen op te vangen tijdens een trip naar Italië. Vuurwapens kunnen ons nu wellicht toeschijnen als een aparte keuze voor een statussymbool. In tegenstelling tot zaken als sportauto’s, die op hun eigen manier toch een hoop dood en verderf veroorzaken, is het enige mogelijke gebruik van deze hebbedingen geweld. Maar zulke gevaarlijke modegrillen zijn ook een onmiskenbaar onderdeel van ons gezamenlijke verleden. En als we de mensen toen en hun levensomstandigheden echt willen kennen en begrijpen, kunnen we niet wegkijken van het onsmakelijke.
References
- Robert C. Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, in: John J. Martin (red.), The Renaissance World (Abbingdon: Routledge, 2007), p. 398-411.
- Victoria R. Bartels, Masculinity, Arms and Armour, and the Culture of Warfare in Sixteenth-Century Florence (Cambridge: Dissertation University of Cambridge, 2019); Catherine Fletcher, “Firearms and the State in Sixteenth-Century Italy: Gun Proliferation and Gun Control”, Past & Present 2023, 260 (1), p. 3-37.
- Wayne E. Lee, Waging War: Conflict, Culture, and Innovation in World History (Oxford: Oxford University Press, 2016), p. 215.
- Spencer Tucker, Instruments of War: Weapons and Technologies that Have Changed History (Santa Barbara: ABC-CLIO, 2015), p. 9-10, 24-25.
- Lee, Waging War, p. 218, 276-277.
- Voor de ontluikende rol van buskruit in de Europese Renaissance, zie: John R. Hale, “Gunpowder and the Renaissance”, in: Charles H. Carter (red.) From the Renaissance to the Counter-Reformation: Essays in Honour or Garrett Mattingly (New York: Random House, 1965), p. 409-410. Voor de komst van buskruit naar het Europese continent, zie: Lee, Waging War, p. 220.
- Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 400, 404-408.
- John J. Martin, “The Renaissance: A World In Motion”, in: John J. Martin (red.), The Renaissance World (Abbingdon: Routledge, 2007), p. 6-8; Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 398.
- Bartels, Masculinity, Arms and Armour, and the Culture of Warfare in Sixteenth-Century Florence, p. 68, 194, 215; Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 399. We weten trouwens ook dat vrouwen soms eveneens de wapens bij zich droegen en gebruikten die we hieronder bespreken, zie: Catherine Fletcher, “Firearms and the State in Sixteenth-Century Italy”, p. 12, 22-23.
- Peter Laven, “Banditry and Lawlessness on the Venetian Terraferma in the Later Cinquecento”, in: Trevor Dean & Kate J.P. Lowe (red.), Crime, Society and the Law in Renaissance Italy (Cambridge: Cambridge University Press, 1994), p. 223. Over deze vloten, zie: Norman Davies, Europe: A History (Londen: The Bodley Head, 2014), p. 519. En veel van deze mannen zouden elke kans aangrijpen om weer naar de burgermaatschappij terug te kunnen keren, zie: Bartels, Masculinity, Arms and Armour, and the Culture of Warfare in Sixteenth-Century Florence, p. 79.
- Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 400; Giancarlo Baronti, La Morte in Piazza. Opacità della Giustizia, Ambiguità del Boia e Trasparenza del Patibolo in età Moderna (Lecco: Argo Editrice, 2000), p. 47-82.
- Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 400. Over geweld en de bestuurscultuur in het Italië van tijdens de Europese Renaissance, zie: Mark Jurdjevic, “Political cultures”, in: Michael Wyatt, The Cambridge Companion to the Italian Renaissance (Cambridge: Cambridge University Press, 2014), p. 313.
- Lee, Waging War, p. 236; Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 400-401. De term ‘haakbus’ kan ook gebruikt worden om andere vuurwapens te beschrijven dan wij vandaag bespreken, zie noot 14 hieronder.
- Tucker, Instruments of War, p. 42-43.
- Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 401; Geoffrey Parker, Military Revolution: Military Innovation and the Rise of the West, 1500 1800 (Cambridge: Cambridge University Press, 1996), p. 17-21.
- Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 401; Bartels, Masculinity, Arms and Armour, and the Culture of Warfare in Sixteenth-Century Florence, p. 193.
- Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 410, note 17; Bartels, Masculinity, Arms and Armour, and the Culture of Warfare in Sixteenth-Century Florence, p. 216.
- Fletcher, “Firearms and the State in Sixteenth-Century Italy”, p. 14; Bartels, Masculinity, Arms and Armour, and the Culture of Warfare in Sixteenth-Century Florence, p. 214. En dit is uiteraard ook van toepassing op de beperkende bestuurlijke maatregelen in Florence, waar we twee weken geleden al kennis mee maakten, zie: Ibidem.
- Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 402; Bartels, Masculinity, Arms and Armour, and the Culture of Warfare in Sixteenth-Century Florence, p. 68.
- Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 403; Bartels, Masculinity, Arms and Armour, and the Culture of Warfare in Sixteenth-Century Florence, p. 39-40. Over de effectiviteit van deze inspanningen om zulke vuurwapens te reguleren, inclusief radslotpistolen, zie: Fletcher, “Firearms and the State in Sixteenth-Century Italy”, p. 3-37.
- Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 404.
- Fletcher, “Firearms and the State in Sixteenth-Century Italy”, p. 20-26; Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 404.
- Bartels, Masculinity, Arms and Armour, and the Culture of Warfare in Sixteenth-Century Florence, p. 213; Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 406.
- Fletcher, “Firearms and the State in Sixteenth-Century Italy”, p. 7, 36-37; Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 408. Over de rol van deze legers in de diverse machtsstrijden van de Europese Renaissance, zie in het algemeen:: Michael Mallett, Mercenaries and Their Masters: Warfare in Renaissance Italy (Totowa: Rowman & Littlefield, 1974), p. 25-106, 207-230.
- Davis, “The Renaissance Goes up in Smoke”, p. 408.