‘Succession’ in de bronstijd

Het laat zich makkelijk raden waarom het sardonische ‘Succession’ van kabelzender HBO één van de populairste tv-series van het afgelopen decennium was.1 We mochten meegenieten van een rijkdom die buiten het bereik van de meesten van ons ligt – of in ieder geval buiten die van mij! – en konden meeleven met een web van intrige, verraad en familieproblemen dat zelfs William Shakespeare zou kunnen bekoren. Het hart van de show – al bedoel ik dat louter spreekwoordelijk – is de relatie tussen Logan Roy, de oprichter en directeur van een waarlijk zakenimperium, en drie van zijn vier kinderen. Door ze de huid vol te schelden en andere vormen van mishandeling en verwaarlozing, probeert Logan één van zijn kinderen voor te bereiden op zijn baan. Geen van hen voldoet echter aan zijn verwachtingen.2 Maar zou je mij geloven, als ik je vertelde dat er niet alleen recente historische paralellen zijn waarin zulk een machtsstrijd wordt gecombineerd met een gestoorde familiedynamiek?3 De family Roy zou zich, wonder boven wonder, prima op zijn plek voelen in de bronstijd. Want de verhoudingen binnen de koninklijke familie van het toenmalige koninkrijk van Opper-Mesopotamië waren wellicht net zo volatiel als bij de Roys – hoewel er iets minder vuilspuiterij aan te pas kwam.

Het koninkrijk van Opper-Mesopotamië zal de gemiddelde bewoner van de eenentwintigste eeuw n.Chr. weinig zeggen, maar tegen het einde van de negentiende en het begin van de achttiende eeuw v.Chr. was dit een macht waar men rekening mee diende te houden.4 Archeologische opgravingen op het grondgebied van dit verloren koninkrijk, vooral bij de stad Mari, zijn erg inzichtrijk geweest.5 Maar vandaag zijn we niet louter geïnteresseerd in zulke geleerde details. Men kijkt immers geen tv-serie zoals ‘Succession’ om meer te weten te komen over de aandelenmarkt – of in ieder geval niet alleen vanwege die reden. Het zijn de meer dan levensgrote personages en hun wederwaardigheden die de kijkcijfers opschroeven. En de Logan Roy van het koninkrijk van Opper-Mesopotamië, Šamši-Adad, voldoet zeker aan die criteria. Hij was zo’n bewonderde heerser dat diverse latere Assyrische koningen zijn naam aannamen.6 Dus laat ons deze week geschiedenis en drama combineren. Twee componenten die gemakkelijker samen door één deur kunnen dan eender welke van deze machtige families.

Dit blog is ook beschikbaar in het Engels.

Het koninkrijk van Opper-Mesopotamië

Nadat het rijk van de machtige Ur-III dynastie rond 2003 v.Chr. tot een einde was gekomen, bestonden er in Mesopotamië – oftewel het huidige Irak en delen van Syrië – louter nog kleinere politieke entiteiten, voornamelijk stadsstaten.7 En in één van deze staatjes, waarschijnlijk Agade in midden van Mesopotamië, besteeg rond 1823 v.Chr. Šamši-Adad de troon.8 Zijn heerschappij begon echter ietwat ongelukkig. Want al na enkele jaren moest de jonge monarch de wijk nemen naar de stad Babylon, teneinde aan de oorlogszuchtige koning Ipiq-Adad II van Ešnunna te ontsnappen.9 Toch wist hij zich al snel een andere troon eigen te maken, die van de stad Ekallatum in Opper-Mesopotamië. En van daaruit begon hij aan een eigen reeks veroveringen.10 Zodoende bracht hij diverse belangrijke staten en steden onder zijn heerschappij. Zoals Aššur, dat later beroemd zou worden als de bakermat van het Assyrische Rijk, en Šeḫna, dat hij tot Šubat-Enlil omdoopte.11 Maar deze triomfen kwamen niet zonder slag of stoot tot stand. Eén van de belangrijkste rivalen van Šamši-Adad was Yahdun-Lim van Mari – een koning die druk bezig was om zijn eigen rijk te stichten in het westelijke deel van Mesopotamië.12 Maar Yahdun-Lim werd uiteindelijk omvergeworpen tijdens een paleisrevolutie en zijn zoon wist zich slechts twee jaar aan de macht vast te klampen voordat ook hij afgezet werd. Aldus ontmoette Šamši-Adad rond 1782 v.Chr. weinig tegenstand toen hij het rijk van zijn eertijdse rivaal binnenmarcheerde.13 Met deze overwinning voegde de koning van Ekallatum de laatste belangrijke verovering toe aan zijn collectie, de beroemde stad Mari aan de bovenloop van de Eufraat.14

Het gebied waarover Šamši-Adad nu heerste besloeg geheel opper-Mesopotamië, vandaar de moderne benaming van dit koninkrijk.15 Hij zwaaide hier de scepter over zowel sedentaire gemeenschappen als nomadische veehouders.16 Nu de koning al wat ouder werd en zich geconfronteerd zag met het bestuur van zo’n groot rijk dat zulk een verscheidenheid aan volkeren herbergde, is het niet vreemd dat hij zijn zonen begon te betrekken bij de dagelijks gang van zaken.

Šamši-Adad and zijn zonen

Net als bij ‘Succession’ worden meestal maar een paar van de kinderen van Šamši-Adads relevant geacht voor ons verhaal: dit zijn Išme-Dagan en zijn jongere broer Yasmaḫ-Addu. De beide broers lijken ambitieus te zijn geweest, maar Šamši-Adad gaf hen slechts schoorvoetend verantwoordelijkheden. Zij moesten eerst zijn vertrouwen zien te winnen.17 En vanaf het prille begin lezen we in onze bronnen dat Yasmaḫ-Addu de hem opgedragen taken niet naar tevredenheid van zijn vader vermag te vervullen; zoals het behouden van een belangrijk fort.18 Yasmaḫ-Addu zelf lijkt te hebben gedacht dat zijn oudere broer hem kleineerde bij hun vader, zodat deze de landen en verantwoordelijkheden die aan hemzelf waren toegewezen kon verkrijgen. Maar Išme-Dagan verzekerde hem per brief dat áls hij de landen en verantwoordelijkheden van Yasmaḫ-Addu zou begeren, hij dit met open vizier zou doen – een hele geruststelling!19

Uiteindelijk werd het hele koninkrijk verdeeld tussen beide broers, met de mogelijke uitzondering van het gebied rond de stad van Šubat-Enlil waar Šamši-Adad zelf zetelde. Yasmaḫ-Addu bestuurde het westen vanuit de recent veroverde stad Mari en Išme-Dagan was verantwoordelijk voor het oosten, inclusief hun vaders voormalige machtsbasis Ekallatum. Toch lijkt Šamši-Adad de uiteindelijke beslismacht voor zichzelf te hebben gehouden. En op het eerste gezicht lijkt dit zeer verstandig wat betreft Yasmaḫ-Addu. Veel van diens bestuurders, die technisch gezien ondergeschikt aan hem waren, neigden er namelijk naar de autoriteit van Yasmaḫ-Addu in twijfel te trekken. Enkele van deze mannen waren de voormalige heersers van staten die zich hadden overgegeven aan Šamši-Adad en die daarom hun eertijdse gebied mochten blijven besturen binnen het grotere koninkrijk.20 Aldus voelde Yasmaḫ-Addu zich vaak geroepen om een beroep doen op zijn vader tijdens zijn omgang met deze invloedrijke mannen, hoewel hij diens reactie niet altijd zal hebben gewaardeerd.

Spreken is zilver

Archeologen hebben een groot brievenarchief gevonden in de ruïnes van de stad Mari, van waaruit Yasmaḫ-Addu ooit trachtte te heersen. En doorheen dit archief krijgen we een intiem inkijkje – wellicht zelfs iets té intiem – in de verhouding tussen Yasmaḫ-Addu en zijn koninklijke familieleden. Veel van de brieven zijn toentertijd door Šamši-Adad aan Yasmaḫ-Addu gestuurd en hierin neemt de oude koning over het algemeen geen blad voor de mond. Een antwoord op één van Yasmaḫ-Addu zijn verzoeken, bevat de volgende passage:

Hoe lang moet ik nog je hand vasthouden in elke kwestie? Ben je een kind en geen volwassene? Groeit er geen baard op je kin? […] Heb je niet door dat je broer machtige legers aanvoert? Zo moet jij ook de leiding nemen in je paleis en in je huis! 21

Zoals je misschien al opviel in deze brief, schijnt Išme-Dagan een betere indruk op hun vader te hebben gemaakt. En we weten dat Išme-Dagan zijn vader hielp bij sommige van diens indrukwekkende militaire overwinningen.22 Deze behandeling door zijn vader, in combinatie met het ogenschijnlijke succes van zijn broer, lijkt Yasmaḫ-Addu nogal parten te hebben gespeeld. Zoals hij schrijft aan zijn vader

Ben ik (inderdaad) niet in staat om de leiding te nemen in mijn huis en zelf beslissingen te nemen? Ook al ben ik van kindsbeen voor vaders aangezicht opgegroeid, nu ben ik buiten vaders hart gesloten! Ik ben vaders zoon, kan ik hem niet gunstig stemmen met mijn woorden? […] Zelfs als ik niet (het niveau van) [Išme-Dagān’s] voorrang bereik, heeft mijn vader mij toch geteld (als gelijke) met [hem].23

Erger nog, Šamši-Adad lijkt zijn oudere zoon te hebben gedwongen om deel te namen aan zijn hardvochtige behandeling van Yasmaḫ-Addu. Zodoende diende Išme-Dagan eveneens zulke harteloze brieven aan zijn broertje sturen, een broertje dat overduidelijk tegen hem opkeek. En dit brengt de vraag met zich mee of de verhouding tussen Išme-Dagan en zijn vader niet op een geheel eigen manier net zo beladen was als die tussen Šamši-Adad en Yasmaḫ-Addu. Helaas zijn de archieven van Išme-Dagan nooit gevonden. Maar uit brieven in het archief in Mari komen we te weten dat hij af en toe zijn broer schreef met spijt in zijn hart, waarbij hij aangaf dat hij die onaardige vermaningen in opdracht van hun vader had geschreven en beloofde om de oude koning hierin niet meer te gehoorzamen.24

Men krijgt de indruk dat Yasmaḫ-Addu en de stad die hij bestuurde simpelweg niet pasten bij het ideaalbeeld dat Šamši-Adad had van mannelijkheid en de wijze waarop men het bewind dient te voeren over een staat. De oude koning waardeerde soberheid en doortastend handelen, terwijl Mari reeds lang bekend stond als een stad van vermaak en festiviteiten.25 Zodoende bleef Šamši-Adad vraagtekens plaatsen bij de volwassenheid, de mannelijkheid en de beslissingen van Yasmaḫ-Addu, alsmede het gezelschap dat hij erop nahield. En hij bemoeide zich regelmatig met de gang van zaken in het domein van Yasmaḫ-Addu zonder hem te raadplegen, inclusief het opdringen van een extra echtgenote, een vrouw die Beltum heette.26 Dit huwelijk werd geacht één van de allianties van Šamši-Adad verder te versterken, maar het veroorzaakte vooral onrust in het huishouden van Yasmaḫ-Addu.27 Toch vangen we dankzij dit huwelijk eindelijk een glimp op van meer functionele familieverhoudingen. Want uit onze bronnen komen de zonnige gemoedstoestand van Beltum naar voren, alsmede de grote liefde die haar vader, ene Iši-Addu, voor haar koesterde. Zoals ook blijkt uit de volgende ontroerende woorden die Iši-Addu aan zijn nieuwe schoonzoon schrijft:

Ik plaats in jouw schoot mijn vlees, bloed en toekomst. Want dit huis is nu jouw huis geworden en het huis van Mari het mijne. Wat je ook nodig hebt, schrijf mij en ik zorg ervoor. 28

Alleen al hieruit mogen we wellicht opmaken dat Šamši-Adad niet geheel objectief was met betrekking tot de verdiensten van zijn jongere zoon. En we zien dan ook dat velen aan het hof van Šamši-Adad het verkiezen om in Mari te leven onder de heerschappij van Yasmaḫ-Addu boven de gestrengheid van zijn vader te moeten ondergaan. Een aantal dienaren vlucht daarom van Šubat-Enlil naar Mari – uiteraard tot groot ongenoegen van de oude koning.29 Deze schrijft vervolgens aan zijn zoon:

Een rentmeester en vijf koks zijn gevlucht […] Zij komen louter naar jou voor het dansen en de drinkgelagen.30 Ze hebben geen meerdere of leidinggevende meer.31

Ondanks dit alles, lijken beide broers een leven lang trouw te zijn gebleven aan hun vader. Hoewel deze loyaliteit niet kon voorkomen dat het koninkrijk ineenstortte nadat Šamši-Adad in 1767 v.Chr. overleed.32

Conclusion: geen serieuze mensen?

Beide zonen zouden uiteindelijk de verwachtingen van Šamši-Adad niet kunnen waarmaken. Een jaar nadat een ziekte zijn vader wegnam, zag Yasmaḫ-Addu zich gedwongen om Mari te verlaten en zijn naam verdwijnt uit onze bronnen.33 De stad zou al snel toevallen aan het opkomende rijk van Zimri-Lim, van wie vermoed wordt dat hij een afstammeling was van Yahdun-Lim, de oude rivaal van Šamši-Adad.34 Išme-Dagan bracht het er iets beter van af en zijn loopbaan verdient eigenlijk een eigen blog.35 Want hij overwon tegenslag na tegenslag, inclusief gevangenschap, ballingschap en dienst doen als aanvoerder voor andere monarchen. Toch kon hij niet ontsnappen aan de familietraditie van verbale mishandeling. Gedurende een verblijf in Babylon voorspelde een waarzegger hem bijvoorbeeld in grove bewoordingen zijn ondergang.36 Maar ook al kon hij het koninkrijk van Šamši-Adad niet bijeenhouden – of zelfs maar dat deel dat ooit aan hem was toevertrouwd – toch slaagde Išme-Dagan erin om meer succesvolle koningen zoals Zimri-Lim en Ḫammurabi van Babylon te overleven.37 Die laatste zou uiteindelijk een rijk doorheen geheel Mesopotamië creëren en werd rond 1748 v.Chr. de leenheer van Išme-Dagan en de landen waarover deze toentertijd de scepter zwaaide. Maar Ḫammurabi lijkt de professionele overlever op zijn plek te hebben gelaten als bestuurder. Dat gezegd hebbende, na het overlijden van Išme-Dagan – waarvan men tegenwoordig aanneemt dat dit plaatsvond tijdens de regering van Ḫammurabi’s zoon en opvolger Samsu-Ilūna – bleef de heerschappij noch het bestuur van de landen die ooit geregeerd werden door Šamši-Adad in handen van de nakomelingen van zijn zoons, met de mogelijke uitzondering van Ekallatum.38

Oordeelde Šamši-Adad te hard over zijn zoons? Welnu, het was überhaupt een hele opgave om je als heerser te handhaven in de bronstijd. En net als met de patriarch van ‘Succession’, is het  overduidelijk dat Šamši-Adad er zelf ook regelmatig naast zat en inschattingsfouten maakte. Zijn poging om een bestuurdersklasse te creëren die loyaal zou zijn aan hem en zijn zoons mislukte faliekant. Tegen het einde van het koninkrijk liepen bijvoorbeeld velen van hen over naar Zimri-Lim.39 Daarbij hielp het niet dat veel van de ’s konings streng verwoordde eisen aan het adres van Yasmaḫ-Addu inderdaad onredelijke en uitvoerbaar lijken te zijn geweest. Zij gingen bijvoorbeeld ten koste van de economie van steden als Mari.40 En dan hielpen de eindeloze veldtochten van Šamši-Adad ook nog eens bij het verspreiden van ziekten.41 Daarnaast kan men stellen dat zelfs als er dingen fout gaan, de situatie er niet beter op wordt van gescheld en beledigingen. Hoewel ik mij kan voorstellen dat jullie hier sceptisch tegenover staan – we zijn hier immers op het wereldwijde web en daar lijkt onbeleefdheid soms wel de meest gewilde handelswaar te zijn.42

De lotgevallen van Šamši-Adad en zijn zonen zouden zich, denk ik, lenen voor een geweldige tv-serie. Een soort combinatie van ‘Game of Thrones’ en het eerder genoemde ‘Succession’, zeg maar. En met het bijkomende voordeel dat men daadwerkelijk wat leert over de geschiedenis. Zo zijn er veel verhalen uit het oude Nabije Oosten die gewoonweg liggen te wachten om verfilmd te worden. De wederwaardigheden van de Hettitische koning Šuppiluliuma en diens kinderen zijn een ander voorbeeld hiervan. Eén van diens zoons, Zannanza, zou zelfs op weg gaan om Anchesenamon te huwen, de weduwe van de beroemde farao Toetanchamon!43 Maar dat is een blog voor een volgende keer.

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.

Voetnoten

  1. Andrew O’Hagan, “Scorpion Party”, The New York Review of Books 2023, 70 (13), p. 10.
  2. Daniel Fienberg & Angie Han, “Succession: As HBO’s Hit Series Embarks on a Long-Anticipated Season Three, Will Logan Roy, His Scheming Children and His Sometimes-Loyal Consiglieres Be as Vicious, Hilarious and Tapped into the Zeitgeist as When We Saw Them Last, in 2019?”, The Hollywood reporter 2021, 427 (35), p. 69.
  3. O’Hagan, “Scorpion Party”, p. 10.
  4. Marc van de Mieroop, A History of the Ancient Near East (Chichester: Wiley Blackwell, 2016), p. 115-118.
  5. Roger Matthews, “Peoples and Complex Societies in Ancient Southwest Asia”, in: Chris Scarre (red.), The Human Past: World Prehistory and the Development of Human Societies (London: Thames & Hudson, 2018), p. 450-452.
  6. Pierre Villard, “Šamši-Adad and Sons: The Rise and Fall of an Upper-Mesopotamian Empire”, in: Jack M. Sasson (red.), Civilizations of the Ancient Near East (New York: Charles Scribner’s Sons, 1995), p. 873.
  7. Ibidem, p. 875; Van de Mieroop, A History of the Ancient Near East, p. 67.
  8. Nathan Wasserman & Yigal Bloch, The Amorites: A Political History of Mesopotamia in the Early Second Millennium BCE (Leiden: Brill, 2023), p. 297. Ik gebruik de spelling ‘Šamši-Adad’, aangezien de koning tegenwoordig onder deze naam bekendstaat. Een accuratere spelling zou ‘Samsī-Addu’ zijn, dit betekent “de god Adad is mijn zon”, zie: Villard, “Šamši-Adad and Sons, p. 873. Deze spellingsvarianten hangen waarschijnlijk samen met de Amoritische oorsprong van de naam en de wijze waarop deze taal met het spijkerschrift werd geschreven, zie:: J. Caleb Howard, “Amorite Names through Time and Space”, Journal of Semitic Studies 2023, 68 (1), p. 24; Wasserman & Bloch, The Amorites, p. 310; Mario Liverani, The Ancient Near East: History, Society and Economy, vertaald door Soraia Tabatabai (New York: Routledge/Taylor & Francis Group, 2014), p. 20, noot 3.
  9. Geleerden verschillen nog van mening over welke veroveraar Šamši-Adad ontvluchtte, Ipiq-Adad II of Naram-Sin, zie: Wasserman & Bloch, The Amorites, p. 298, noot 24; Villard, “Šamši-Adad and Sons”, p. 873-874.
  10. Wasserman & Bloch, The Amorites, p. 298-299.
  11. Dominique Charpin, Hammurabi of Babylon (New York: I.B. Taurus & co, 2012), p. 26.
  12. Van de Mieroop, A History of the Ancient Near East, p. 109.
  13. Wasserman & Bloch, The Amorites, p. 301-302; Liverani, The Ancient Near East, p. 226-227.
  14. De invloed van Šamši-Adad reikte echter verder dan deze grenzen, hij lijkt ook contacten te hebben onderhouden met Anatolië and Dilmun, het eiland waar het moderne Bahrein is gesitueerd, zie: Charpin, Hammurabi of Babylon, p. 31; Liverani, The Ancient Near East, p. 227-228.
  15. Ibidem, p. 227; Villard, “Šamši-Adad and Sons”, p. 874.
  16. Van de Mieroop, A History of the Ancient Near East, p. 116. Wasserman & Bloch, The Amorites, p. 65-88.
  17. Villard, “Šamši-Adad and Sons”, p. 875; Liverani, The Ancient Near East, p. 227.
  18. Villard, “Šamši-Adad and Sons”, p. 875; Van de Mieroop, A History of the Ancient Near East, p. 116.
  19. Villard, “Šamši-Adad and Sons”, p. 876.
  20. Wasserman & Bloch, The Amorites, 306; Villard, “Šamši-Adad and Sons”, p. 876-877.
  21. Jean-Marie Durand, Les Documents Épistolaires du Palais de Mari: Tome 1 (Paris: Le Cerf, 1997), p. 138. Zoals geciteerd in: Van de Mieroop, A History of the Ancient Near East, p. 116.
  22. Wasserman & Bloch, The Amorites, p. 227.
  23. Durand, Les Documents Épistolaires du Palais de Mari, p. 143–146; Jack M. Sasson, From the Mari Archives: An Anthology of Old Babylonian Letters (Winona Lake: Eisenbrauns, 2015), p. 23-24. Het kleitablet waarop deze brief was geschreven, is nogal beschadigd. Voor de reconstructie die ik hier gebruikt heb, zie: Wasserman & Bloch, The Amorites, p. 305-306.
  24. Villard, “Šamši-Adad and Sons”, p. 881.
  25. Ibidem, p. 879.
  26. Van de Mieroop, A History of the Ancient Near East, p. 117; Villard, “Šamši-Adad and Sons”, p. 879-880; Liverani, The Ancient Near East, p. 227. Geleerden verschillen van mening of dit daadwerkelijk de echte naam van deze vrouw was, zie: Wasserman & Bloch, The Amorites, p. 309, noot 72.
  27. Villard, “Šamši-Adad and Sons”, p. 880.
  28. Jean-Marie Durand, “Documents Pour l’Histoire Du Royaume de Haute-Mésopotamie II”, MARI 1990, 6 (1), p. 282. Zoals geciteerd in: Villard, “Šamši-Adad and Sons”, p. 880.
  29. Ibidem, p. 876-879.
  30. Voor de muziek aan het hof van Yasmaḫ-Addu, zie: Nele Ziegler, “Music, the Work of Professionals”, in: Karen Radner & Eleanor Robsen (red.), The Oxford Handbook of Cuneiform Culture (Oxford: Oxford University Press, 2011), p. 289.
  31. Georges Dossin, Archives Royales des Mari: Vol. 1 (Paris: P Geuthner, 1950), no. 28. Zoals geciteerd in: Villard, “Šamši-Adad and Sons”, p. 879.
  32. Voor de wetenschappelijke discussie over de betrouwbaarheid van deze datum, zie: Wasserman & Bloch, The Amorites, p. 227, noot 97. Zie ook: Ibidem, p. 317 Charpin, Hammurabi of Babylon, p. 32.
  33. Wasserman & Bloch, The Amorites, p. 317.
  34. Ibidem, p. 316.
  35. Liverani, The Ancient Near East, p. 228.
  36. Jack M. Sasson, “Išme-Dagan on His Own”, in: Jack M. Sasson (red.), Civilizations of the Ancient Near East (New York: Charles Scribner’s Sons, 1995), p. 882; Dominique Charpin et al, Archives Royales des Mari: Vol. 26/1 (Paris: Libr. Orientaliste Geuthner, 1988), nr. 371. Net als bij Šamši-Adad, komt de spelling van de naam ‘Ḫammurabi’ met een aantal slagen om de arm, zie: Howard, “Amorite Names through Time and Space”, p. 25.
  37. Wasserman & Bloch, The Amorites, p. 323.
  38. Ibidem, p. 294, 324-325. Voor meer informatie over de spelling van deze naam, zie: Giorgio Buccellati, “Eblaite and Amorite Names”, in: Ernst Eichler et al (red.), Name Studies: An International Handbook of Onomastics (Berlin: De Gruyter, 1995), p. 859.
  39. Villard, “Šamši-Adad and Sons,” p. 877-878.
  40. Liverani, The Ancient Near East, p. 227.
  41. Villard, “Šamši-Adad and Sons,” p. 882.
  42. Whitney Phillips, This Is Why We Can’t Have Nice Things: Mapping the Relationship between Online Trolling and Mainstream Culture (Cambridge: The MIT Press, 2015), p. 2-3, 7-11.
  43. Trevor Bryce, The Kingdon of the Hittites (Oxford: Oxford University Press, 2005), p. 178-183. De wediwe stond ook wel bekend als Anchesenpaäton, zie: Ibidem, p. 179.