Het belang van wetenschappelijke integriteit schijnt op het eerste gezicht overduidelijk en ongecompliceerd Je moet simpelweg geen fraude of plagiaat plegen en degenen die bij je onderzoek betrokken zijn dien je goed te behandelen, of dit nu dieren, mensen of antieke kleitabletten zijn.1 Toch? Maar toen ik zelf nog een aanstormende jonge onderzoeker was, in de tijd dat men zich afvroeg of die hele gloeilampenhype een blijvertje zou zijn, werd ik gegrepen door enkele van de meer intrigerende aspecten van deze noodzakelijke steunbeer van elke academische onderneming. Want tijdens een seminar over dit onderwerp werden er opmerkelijke en hartverscheurende anekdotes van over de hele wereld verteld en bleek dat er nog veel fascinerende vragen waren die men hieromtrent kan stellen. Vragen die niet snel een antwoord zullen krijgen dat alle morele intuĂŻties bevredigd. En vandaag zullen wij samen enkele van deze verhalen tot ons nemen en aantal van deze vragen bespreken.
Laat mij duidelijk zijn â in tegenstelling tot de schrijfstijl waar veel academici regelmatig toe gedwongen worden â dit is geen stuk over hoe men op een integere wijze wetenschap kan bedrijven, zij het als professional of als enthousiasteling.2 Ik kan hier best wel een keer een blog over schrijven, maar alleen wanneer ik voldoende van jullie vertrouwen heb gewonnen zodat jullie ongeveer alles lezen wat ik tik. Tot dat moment gekomen is, zal ik mijzelf beperken tot het bizarre, het vermakelijke en soms zelfs het leerzame. En dat alles met een oog voor integriteit, uiteraard!
Dit blog is ook beschikbaar in het Engels.
De basis van wetenschappelijke integriteit
Tijdens het eerdergenoemde seminar, werd ik verwezen naar twee soorten bronnen over het onderwerp â naast presentaties en discussies met andere studenten die beide combineerden. In de eerste plaats wees men op documenten die waren opgesteld door de organisaties die in de loop der jaren rond het wetenschappelijk bedrijf opgekomen zijn. Zoals de verschillende wetenschappelijke academies in de Verenigde Staten van Amerika, de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen en de Duitse Wetenschapsgemeenschap. Deze documenten legden de uitgangspunten voor nauwgezet en betrouwbaar onderzoek op een systematische manier vast, hier en daar onderbroken door nuttige anekdotes en voorbeelden.3 Dit was ook de benadering van een aantal van de stukken over dit onderwerp die door individuele onderzoekers waren geschreven.4 Daarnaast waren er boeken en essays die juist kritisch waren op de geschiedenis van en de cultuur die gegroeid is rondom het bedrijven van wetenschap. Hierin wordt beweerd dat een aantal van de ideeĂ«n die in dit opzicht ooit invloedrijk waren, dan wel nog steeds (deels) de houding bepalen van degenen die het geluk hadden om emplooi te hebben gevonden in de wetenschap, in het verleden een hindernis vormden voor integer handelen en dit zou ook vandaag de dag nog het geval kunnen zijn.5
De uitgangspunten voor wetenschappelijke integriteit die men te weten komt uit deze bronnen hebben vaak de vorm van een lijst meegekregen. (En wie houdt er nu niet van lijstjes?) Zulke lijsten sommen dan de beste (en slechtste) werkwijzen op, alsmede de houdingen die men kan cultiveren en de waarden die men kan overwegen. Veelvoorkomende aanbevelingen omvatten principes zoals onafhankelijkheid, verantwoordelijkheid en transparantie. Ook worden er manieren van het opzetten van een onderzoeksproject aangeraden waarbij open communicatie en afdoende verslaglegging centraal staan.6 Voor de alledaagse gang van zaken zijn zulke aanbevelingen belangrijk, essentieel zelfs. Want wetenschappelijk onderzoek is gebaseerd op vertrouwen. Ik heb meestal geen andere keuze dan mij tot op zekere hoogte te verlaten op de bronnen die ik aanhaal. Want ik kan de opgraving van Ugarit niet overdoen, ik kan de technologische wonderen die de verkoolde papyrusrollen uit Herculaneum weer leesbaar maakten niet bedienen en ik kan niet al de literatuur tot mij nemen die aan de basis ligt van de inzichten van de ecologische geesteswetenschappen. Dat gezegd hebbende, ongeacht hun evidente belang zal geen van deze uitgangspunten â of dit nu de werkwijzen, de houdingen of de waarden zijn â kunnen voorkomen dat er helemaal geen loopjes meer worden genomen met wetenschappelijke integriteit. Er zullen nog steeds gevallen te vinden zijn waarbij het werk van onderzoekers zonder hun bedoeling wordt ingezet voor bedenkelijke doeleinden of waarbij mensen die in de wetenschap werken zelf de basisvereisten die voortkomen uit de relevante ethische overwegingen met voeten treden. Daarnaast kunnen we nog steeds dilemmaâs tegenkomen die de integriteit van de wetenschap betreffen en niet direct een duidelijke oplossing hebben â of in ieder geval geen oplossing die in een lijst te vinden is. En dit zal waarschijnlijk het geval blijven tot alle academici vervangen zijn door een A.I. die vlekkeloos onderzoek onmogelijk zal achten en de hele boel opdoekt.7
Goede intenties, slechte gevolgen
De keuzes van degenen die zich bezighouden met wetenschappelijk onderzoek, zelfs als zij met de beste intenties zijn gemaakt, kunnen nadelige gevolgen hebben voor de maatschappij.8 Dit is iets waar verhalende media zich al te bewust van zijn. Neem bijvoorbeeld de waarschuwing in de film Jurassic Park uit 1993, dat de wetenschap misschien niet alle paden in moet slaan die zij mogelijk acht.9 Of denk aan het genre van de bizarre fictie, waarin geleerden vaak aankloten met verwaarloosde machinerieën of verboden boeken doorbladeren en zo onbedoeld oeroude monsters op de wereld loslaten.10 En hoewel ik zelf nog nooit de wraak van een halfvergeten bovennatuurlijk wezen over mij heb afgeroepen door de verkeerde stoffige foliant open te slaan bij een moordenaarsmaan, zijn er genoeg voorbeelden te vinden waarbij wetenschappers iets schiepen of tot dan toe verloren kennis (her)ontdekten, waar niet alleen gebruik maar ook misbruik van zou worden gemaakt door anderen.
De lotgevallen van Arthur W. Galston kunnen hierbij als illustratie dienen.11 Galston schreef als promovendus zijn dissertatie over een kunstmatige chemische verbinding die planten kon helpen om beter te groeien bij lagere temperaturen dan zij zich normaal prettig bij voelden. Maar in hogere doses was deze verbinding giftig en verloren de planten hun bladeren. Galston was één van die gelukkige promovendi wiens dissertatie serieus werd genomen door andere wetenschappers. Helaas waren deze andere wetenschappers militaire onderzoekers uit de Verenigde Staten van Amerika en zij gebruikten zijn werk om het beruchte chemische middel âAgent Orangeâ te creĂ«ren. Vanaf 1962 werd 50.000 ton van dit middel gebruikt in de Vietnamoorlog teneinde de jungles te ontbladeren. Maar dit had afgrijselijke gevolgen voor de gezondheid van de mensen die daar woonden. Een geschokte Galston trachtte aandacht te krijgen voor de verschrikkelijke gevolgen van dit misbruik van zijn onderzoek. En na de steun van de wetenschappelijke gemeenschap verworven te hebben, wist hij uiteindelijk ook de relevante politici te overtuigen. Zodoende werd het gebruik van dit chemische middel reeds vijf jaar voor het einde van de oorlog afgebouwd.
Galston zou later schrijven over zijn inzicht dat onderzoekers moeten proberen om zo lang mogelijk betrokken te blijven bij hun werk â tot het bittere eind. Want zelfs als je niet meer aan een project werkt, kan dit betekenen dat de vruchten van je inspanningen worden ingezet om schade te berokkenen.12 En hetzelfde kan â tot op zekere hoogte â ook worden gezegd tegen onderzoekers die zich niet in de exacte wetenschappen hebben bekwaamd. De spectaculaire vondsten uit MesopotamiĂ« hebben dit gebied en dat deel van de wereldgeschiedenis bijvoorbeeld de eretitel âwieg van de beschavingâ en andere lovende bijnamen bezorgd. Maar het op deze wijze privilegiĂ«ren van een enkele episode in het verhaal van de mensheid â hetgeen ook het oude Griekenland, het Romeinse Rijk en de Europese middeleeuwen is overkomen â kan ervoor zorgen dat andere historische fases en plaatsen gemarginaliseerd worden.13 En het klopt ook nog niet eens helemaal. Er moest een hoop gebeuren gedurende de prehistorie en op andere plekken vooraleer de beroemde steden en staten van MesopotamiĂ« op de spreekwoordelijke voorgrond konden treden. Hun bestaan en prestaties vormen daarmee louter één van de vele, even belangrijke gebeurtenissen die huidige historici bestuderen.14 En dit is slechts een deel van de bagage die de vroegste studie en popularisering van het oude Nabije Oosten latere onderzoekers heeft bezorgd.15 Vanwege deze en soortgelijke redenen kan men stellen dat het wezenlijk is dat degenen die in de relevante vakgebieden werken immer blijven communiceren over de context, de nuances en het relatieve belang van hun ontdekkingen. Want ook als wij zelf integer zijn, kan het onze taak zijn om ervoor te zorgen dat de interpretatie van ons werk dat voorbeeld afdoende volgen.
Wanneer integriteit vrijblijvend schijnt
Maar soms zijn het juist de mensen die in de wetenschap werken, die gewillig met hun pet naar de vereiste integriteit gooien. De meesten van ons zullen wel enkele van de beroemdere voorbeelden van zulk een misbruik van het vertrouwen dat academici en de rest van de bevolking in de wetenschap stellen, paraat hebben. In Nederland hadden we vrij recent de zaak van Diederik Stapel. Deze gerespecteerde hoogleraar sociale psycholoog bedacht jarenlang zijn eigen data en verzon de resultaten van experimenten, vooraleer een groep promovendi zijn kwalijke praktijken op het spoor kwam.16 Enkele decennia eerder en aan de andere kant van de grote plas was er ene William Summerlin, die met een markeerstift op muizen tekende om de indruk van een geslaagde huidtransplantatie te wekken.17 Beide gevallen hebben gemeen dat zij om meer draaiden dan de fraudeur, diens onderzoek en het algemene vertrouwen in de wetenschap. Het ging ook om het lot van promovendi en dieren. Wanneer zulke derde partijen in het gedrang komen door een gebrek aan integriteit bij de mensen die macht over hen hebben, zijn dit soort kwesties des te hachelijker.
Want deze bekende zaken, waarbij uiteindelijk remedies en rectificaties mogelijk waren, moeten ons niet doen vergeten dat opzettelijke integriteitsschendingen soms onder de radar weten te blijven.18 En ook dan kunnen kwetsbare partijen worden geschaad. Wellicht de meest flagrante zaak die bijna verborgen was gebleven en slechts aan het licht kwam dankzij een reeks verbijsterende toevalligheden, is die van Vijay Soman.19 In 1978 diende een jonge onderzoeker genaamd Helena Wachslicht-Rodbard een artikel over anorexia nervosa bij vrouwen in bij het New England Journal of Medicine. Zoals dat hoort, stuurde het tijdschrift haar artikel op om beoordeeld te worden door vakgenoten. EĂ©n van deze beoordelaars, Philip Felig van Yale University, liet dit klusje over aan zijn protegĂ©, de eerdergenoemde Vijay Soman. Soman hield zich toentertijd met een soortgelijk onderwerp bezig als Wachslicht-Rodbard. En dus kopieerde hij haar artikel met het doel dit als zijn eigen werk te presenteren en raadde hij Felig aan om het origineel af te wijzen voor publicatie. Somans geplagieerde artikel â waarop ook de naam van zijn baas prijkte als mede-auteur â werd vervolgens ingediend bij het American Journal of Medicine. Ook dit tijdschrift stuurde het ingediende werk op ter beoordeling. EĂ©n van de beoordelaars was ene Jesse Roth, die deze taak op zijn beurt afschoof op een protegĂ©. En wat was de naam van deze protegĂ©? Helena Wachslicht-Rodbard, natuurlijk!
Je kunt je vast voorstellen hoe geschokt en verrast Wachslicht-Rodbard was.20 Maar deze ontdekking van Somans fraude, die alleen mogelijk was omdat het overgeschreven artikel ter beoordeling aan Jesse Roth was voorgelegd die daarop besloot de persoon wiens werk was geplagieerd met dit karwei op te zadelen, laat ons ook enkele van de andere soorten schade zien die het niet-integer bedrijven van wetenschap met zich mee kan brengen. Wachslicht-Rodbard moest vechten tegen de bierkaai om enige genoegdoening te krijgen, een strijd die twee jaar duurde en waarna zij de academische wereld zou verlaten.21 Wetenschappelijke integriteit is dan ook niet een louter hypothetisch onderwerp dat slechts abstracte belangen zoals het vertrouwen in de wetenschap betreft. Want ook de levens van mensen en niet-menselijke dieren worden geraakt â inclusief degenen die zullen lijden vanwege zulk een gebrekkige manier van wetenschappelijk onderzoek doen. Keuzes die wetenschappelijke integriteit betreffen mogen dan vaak vanzelfsprekend schijnen, maar niet iedereen blijkt er zo over te denken wanneer we er praktijkvoorbeelden bij pakken â en dit geldt zowel voor onderzoekers als voor mensen buiten de universiteit. Het zal daarom niet als een verrassing komen dat ik na mijn duik in deze materie nog steeds met een aantal vragen zat.
Conclusie: overgebleven vragen
De meeste van mijn overgebleven vragen betreffen de eerder genoemde ideeĂ«n die in het verleden en in sommige gevallen ook nog tegenwoordig een integer wetenschapsbeoefening in de weg konden of kunnen staan. Ik zal mij voor vandaag beperken tot de problematische opvattingen over productiviteit en talent. EĂ©n van de gidsen over integere wetenschapsbeoefening die ik las, introduceerde de drie loyaliteiten van een wetenschapper: aan diens vakgebied, aan de maatschappij en aan henzelf. Maar wat betreft de laatstgenoemde loyaliteit werd een gebrek daaraan voornamelijk voorgesteld als zijnde een risico bij het behalen van diplomaâs en verwerven van beurzen.22 Terwijl ik juist zou zeggen dat je jezelf tekort doet door niet integer te handelen omdat je zo niet adequaat kennis verwerft en toegankelijk maakt, om nog maar te zwijgen van het potentiĂ«le kwaad dat je andere mensen berokkent en het tekortdoen van de maatschappij. In een ander boek over wetenschappelijke integriteit werd de kwestie van de âoverambitieuzeâ wetenschapper aangesneden. Hetgeen gedefinieerd werd als een tekortkoming van een anderszins getalenteerd persoon als gevolg van een gebrek aan geduld.23 Maar de aanname die deze mogelijke oorzaak van onbedoelde integriteitsschendingen schraagt, is dat talent â welnu â bestaat. Dit is een controversiĂ«le hypothese waarover vele riemen papier zijn volgeschreven binnen de ethiek en filosofie.24 Men kan zich daarom afvragen of het eigenlijk wel productief is om binnen het discours over wetenschappelijke integriteit een scheiding aan te brengen tussen deze definitie van een overambitieuze wetenschapper en zogenoemde âmisplaatste ambitiesâ. Dit laatste idee slaat op degenen die geacht worden meer te willen doen dan hun capaciteiten toelaten en vervolgens gebrekkig onderzoek afleveren.25 Je kunt bijvoorbeeld ook eerst trachten vast te stellen of een jonge onderzoeker afdoende is ingebed in een academische structuur en voldoende begeleiding heeft gehad, voordat de kwestie van hun wetenschappelijke aanleg ĂŒberhaupt ter discussie wordt gesteld. En dit is geen muggenzifterij, verre van zelfs. Want zulke problematische ideeĂ«n over productiviteit en talent kunnen mede een cultuur creĂ«ren die de uitganspunten van een integere wetenschapsbeoefening belemmeren. Want als iemand voortdurend diens talent moet bewijzen en dit vooral kan doen door productief te zijn, kan het eraf lopen van de kantjes â zoals het niet nalopen van de verwijzingen die je uit andermans werk overneemt â je ineens toeschijnen als ongemakkelijk doch noodzakelijk.26
Dit waren enkele lagen van het zeer gelaagde fenomeen dat men wetenschappelijke integriteit noemt. Er is natuurlijk nog veel meer waar we het in dit kader over kunnen hebben. Van de povere behandeling van proefpersonen of -dieren â en soms zelfs hun overblijfselen! â tot de academische strijd die in de vorige eeuw gevoerd moest worden tegen het ultieme kwaad, de verachtelijke onverdraagzaamheid en de volkomen stompzinnigheid van het onzinnige idee dat de eugenetica wordt genoemd. Een idee dat, geloof het of niet, ooit als een deel van de reguliere wetenschap werd beschouwd.27 En zulke gesprekken, net zoals bij onze bespreking hierboven van Agent Orange en een weinig illuster gezelschap van fraudeurs, gaan over zowel meer dan de al te vaak gruwelijke geschiedenis van het wetenschappelijk bedrijf. Zij omvatten waarschuwingen voor allen die dagelijks een labjas aantrekken of de bibliotheek induiken. Want ondanks het bestaan van handige lijstjes en stappenplannen kan er nog steeds een hoop misgaan wat betreft een integere wetenschapsbeoefening, zij het onbewust of opzettelijk. En hetzelfde geldt natuurlijk voor een blog dat hoopt om een klein deeltje van de wetenschap te ontsluiten voor een digitaal publiek. Maar ik zal uiteraard mijn best blijven doen om immer eerlijk, verantwoordelijk en al te gul met voetnoten te zijn!
Voetnoten
- Kees Schuyt, Scientific Integrity: The Rules of Academic Research, vertaald door Kristen Gehrman (Leiden: Leiden University Press, 2019), p. 9-10.
- Helen Sword, Stylish Academic Writing (Cambridge: Harvard University Press, 2012), p. vii-viii.
- Zie bijvoorbeeld: Committee on Science, Engineering, and Public Policy of the National Academy of Science, the National Academy of Engineering, and the Institute of Medicine of the National Academies, On Being a Scientist: A Guide to Responsible Conduct in Research (Third Edition) (Washington: The National Academies Press, 2009); Committee for the Revision of the Netherlands Code of Conduct for Research Integrity, Netherlands Code of Conduct for Research Integrity (The Hague: Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, 2018); Klaus-Michael Debatin et al, Guidelines for Safeguarding Good Research Practice Code of Conduct (Bonn: Deutsche Forschungsgemeinschaft, 2022).
- Voor een diepgravend voorbeeld dat op deze leest geschoeid is, zie: Schuyt, Scientific Integrity.
- Voor misschien wel het meest volledige voorbeeld hiervan, zie: Jonathan Marks, Why I Am Not A Scientist: Anthropology and Modern Knowledge (Berkely: University of California, 2009).
- Committee for the Revision of the Netherlands Code of Conduct for Research Integrity, Netherlands Code of Conduct for Research Integrity, p. 13, 17-18.
- Ironie daargelaten, de generatieve taalmodellen waar men momenteel meestal op duidt wanneer men het over A.I. heeft, kunnen een impact op integere wetenschapsbeoefening hebben â ten goede, ten kwade of allebei â zie bijvoorbeeld: Annette Flanagin et al, âNonhuman âAuthorsâ and Implications for the Integrity of Scientific Publication and Medical Knowledgeâ, JAMA 2023, 329 (8), p. 637-639.
- Committee on Science, Engineering, and Public Policy of the National Academy of Science, the National Academy of Engineering, and the Institute of Medicine of the National Academies, On Being a Scientist, p. 48.
- Vickie J. Williams, âThe âJurassic Parkâ Problem: Dual-Use Research Of Concern, Privately Funded Research And Protecting Public Healthâ, Jurimetrics 2013, 53 (3), p. 361-362.
- William F. Touponce, Lord Dunsany, H.P. Lovecraft, and Ray Bradbury: Spectral Journeys (Lanham: Scarecrow Press, 2013), p. 79-81.
- Committee on Science, Engineering, and Public Policy of the National Academy of Science, the National Academy of Engineering, and the Institute of Medicine of the National Academies, On Being a Scientist, p. 49.
- Arthur W. Galston, âScience and Social Responsibility: A Case Historyâ, Annals of the New York Academy of Science 1972, 196 (4), p. 223.
- Desalniettemin een uitmuntende gelegenheid om jullie weer eens aan het Romeinse Rijk te doen denken!
- Mario Liverani, The Ancient Near East: History, Society and Economy, vertaald door Soraia Tabatabai (New York: Routledge/Taylor & Francis Group, 2014), p. 4-5.
- John Maier, âThe Ancient Near East in Modern Thoughtâ, in: Jack M. Sasson (red.), Civilizations of the Ancient Near East (New York: Charles Scribnerâs Sons, 1995), p. 107. Voor meer specifieke voorbeelden, zie enkele van de eerste hoofdstukken in: AgnĂšs Garcia-Ventura & Lorenzo Verderame (red.), Perspectives on the History of Ancient Near Eastern Studies (University Park, PA: Pennsylvania State University Press, 2020). Zulk soort bagage, die ook vandaag de dag nog de meningen van mensen beĂŻnvloedt, vindt men eveneens bij de studie van antieke mythen, zie: Eric Csapo, Theories of Mythology (Malden: Blackwell Publishing, 2005).
- Schuyt, Scientific Integrity, p. 31.
- Marks, Why I Am Not a Scientist, p. 179-181; Schuyt, Scientific Integrity, p. 32.
- Marks, Why I Am Not a Scientist, p. 180.
- Schuyt, Scientific Integrity, p. 72.
- Ibidem.
- Marks, Why I Am Not A Scientist, p. 181.
- Committee on Science, Engineering, and Public Policy of the National Academy of Science, the National Academy of Engineering, and the Institute of Medicine of the National Academies, On Being a Scientist, p. 2.
- Schuyt, Scientific Integrity, p. 77.
- John Rawls, A Theory of Justice (Cambridge: Harvard University Press, 1971), p. 73-74; Norman Daniels, âDemocratic Equality: Rawls Complex Egalitarianismâ, in: Samuel R. Freeman (red.), The Cambridge Companion to Rawls (Cambridge: Cambridge University Press, 2003), p. 245.
- Schuyt, Scientific Integrity, p. 77.
- Ibidem, p. 105. Brian Martin noemt dit â[plagiaat van de secondaire literatuurâ ([p]lagiarism of secondary sources), see: Brian Martin, âPlagiarism Strugglesâ, Plagiary: Cross-Disciplinary Studies in Plagiarism, Fabrication and Falsification 2008, 3 (1), p. 4. Voor meer informatie hierover, zie: Brian Martin, âPlagiarism and Responsibilityâ, Journal of Tertiary Educational Administration 1984, 6 (2), p. 183-190.
- Marks, Why I Am Not A Scientist, p. 64-70, 120-124, 135-136, 137-139.