De indringende betekenis van τύχη in het oud-Grieks

Het zal degenen die al wat langer meelezen met dit blog niet ontgaan zijn dat ik gek ben op oude talen. Wanneer anderen naar hun telefoon grijpen, de tv aanzwengelen of snacks verorberen, keer ik mij tot de filologie – en regelmatig ook tot die andere zaken, als ik eerlijk ben.1 En ik heb ze allemaal even lief, van het aloude Akkadisch tot het immer populaire Latijn. Of moet ik zeggen amâr Akkadisch en amo Latijn?2 Elk aspect van oude talen is uiteraard interessant, maar wat mij nog het meeste fascineert zijn de morfologie en grammatica van talen – de vormen en structuren die elke taal zijn eigen karakter en elegantie verlenen – en hun vocabulaire.3 ,,Boeiend…” zullen jullie misschien denken wat betreft dat laatste, ,,Er is echt nog nooit iemand geweest die een hekel aan wóórden had!” Maar woorden kunnen een hele wereld aan betekenissen omvatten, waarvan het moeilijk is om die uit te drukken in talen met een ander lexicon. En één van deze woorden, die eigenlijk onmiddellijk zou moeten worden overgenomen door alle nog levende talen die dat willen, is het oud-Griekse τύχη. Dus laat ons vandaag woordspelletjes spelen waarbij we, voor de verandering, eens niemand zullen irriteren!4

In dit blog zullen we onderzoeken waarom τύχη nou zo’n intrigerend woord is. Ik zal jullie eerst inwijden in de vele betekenissen die dit woord in de oudheid verkreeg. Daarna bekijken we enkele voorbeelden van antieke auteurs die τύχη gebruikten in z’n, in mijn ogen, meest indringende betekenis. En we sluiten vandaag af met enkele mijmeringen over de waarde van het tenminste oppervlakkig bestuderen van enkele andere talen dan degene(n) waarmee men is opgegroeid.

Dit blog is ook beschikbaar in het Engels.

De vele betekenissen van tύχη

De algemeen aanvaardde betekenis of interpretatie van elk woord dat binnen enige taal gebruikt wordt, kan veranderen. En dit zal niemand verrassen die ooit gedurende een langere periode heeft gesproken, geschreven of gebarentaal heeft gebruikt! Maar de voorgeschiedenis van sommige woorden is wellicht wat grilliger dan die van andere. En dit is zeker het geval met het onderwerp van dit blog, een woord waarvan de betekenis langzaamaan lijkt te zijn geëvolueerd van een in de wereld handelende entiteit richting een abstract concept.5

Naar alle waarschijnlijkheid werd het oud-Griekse woord tύχη eerst vooral begrepen als de naam van de personificatie van het goede gesternte. Doorheen de tijd kwamen er echter steeds meer en abstractere betekenissen bij. En van lieverlee werd het woord ook geassocieerd met één van de meest onvoorspelbare factoren die een mensenleven bepalen: geluk of het noodlot. Maar termen als geluk en het noodlot beslaan een heel spectrum aan interpretaties. Van fortuinlijk zijn tot pech hebben, en van onvermijdelijkheid tot het toeval.6 Het woord werd door de oude Grieken eveneens gebruikt om aanpalende concepten aan te duiden, zoals inzicht, technische besef en vooruitziendheid.7 Hier moet trouwens ook bij opgemerkt worden dat het idee van tύχη als de handelende personificatie van het goede gesternte nooit helemaal vergeten werd.8 En dankzij deze veelzijdigheid bleef tύχη een belangrijk onderdeel wat men in de wetenschap ook wel aanduidt als het oud-Griekse “denkkader betreffende het lot.”9

Maar de meest indringende betekenissen van tύχη, naar mijn mening, zijn degenen die refereren aan al de omstandigheden die buiten onze macht liggen maar wel tot op grote hoogte het verloop van ons leven vormgeven.10 En dat is een verontrustend besef. Het is daarom ook niet meer dan begrijpelijk dat dit onderwerp een prominente plek innam binnen het oud-Griekse denken over ethiek. Veel moeite werd daarbij gestoken in het vinden van een levenswijze waarbij de invloed van tύχη op het menselijk bestaan zo klein mogelijk kon worden gehouden.11  En die zoektocht bleek een blijvertje, want veel latere denkrichtingen hebben zich sindsdien beziggehouden met deze vraag.12 En net als deze latere inspanningen leverden de oude Grieken reeds sterke staaltjes schrijfkunst af: van Hesiodos tot de Stoïcijnen.

Het indringende gebruik van τύχη in oud-Griekse teksten

 Misschien rijst nu bij sommige lezers het vermoeden dat dit alles simpelweg een excuus voor mij was om over de bekendste gedichten uit het oude Griekenland te praten: Homeros’ Ilias en Oddysee. Helaas! Het woord τύχη wordt in deze werken, voor zover ik kon vaststellen, niet gebezigd.13 Het komt echter wel voor in die andere invloedrijke tekst uit de archaïsche periode van de Griekse geschiedenis (ca. 750-500 v.Chr.), Hesiodos’ Theogonie.14 In dit werk ontmoeten we Τύχη, één van de dochters van Thetis en hier ogenschijnlijk de personificatie van het goede gesternte, zoals we die hierboven al tegenkwamen.15 En haar verschijning zal menig lezer ontroeren, zowel toen als nu, terwijl zij dit gedenkwaardige gedicht lezen. Want de personificatie van het goede gesternte is meer dan welkom te midden van de creatie en onderlinge twisten van andere goden en monsters in dit scheppingsverhaal. Velen van hen zijn namelijk behoorlijk vreeswekkend.16 Maar zelfs in enkele van de teksten uit het archaïsche Griekenland vinden we al hints richting een meer abstracte interpretatie van τύχη.17

In de zogenoemde klassieke periode van de Griekse geschiedenis (ca. 500-335 v.Chr.) werd τύχη nog regelmatig gebruikt om de personificatie van het goede gesternte aan te duiden, maar we komen het woord ook steeds vaker tegen in een meer abstracte betekenis.18 Dit is onder andere zichtbaar bij de Attische toneelschrijvers uit die tijd, zoals Aeschylus, Sophocles, Euripides en Aristophanes. Toch is niet elk gebruik van het woord simpel te categoriseren als de ene of de andere betekenis. Menander schrijft bijvoorbeeld over τύχη als een handelende entiteit die zowel één van zijn toneelstukken kan inleiden met een monoloog als persoonlijk al ’s mensen best uitgedachte en dierbaarste plannen kan verstoren. Maar hij heeft het ook over het tekortschieten van onze rede ten opzichte van de machinaties van τύχη in een meer abstracte zin.19 En over Euripides’ beroemde toneelstuk Oedipus Tyrannus wordt wel gezegd dat de interpretatie van het noodlot doorheen het werk varieert.20 Op al deze manieren krijgt men de indruk van het woord τύχη als een veelzijdig instrument voor wanneer men denkt, schrijft of zich bezighoudt met andere vormen van creativiteit en expressie.

Maar wanneer τύχη onomstotelijk gebruikt wordt in diens meer abstracte interpretatie, komen we ook de hiervoor reeds benoemde meest indringende betekenis tegen. Zijnde de omstandigheden die ons bestaan in dit aardse tranendal mede bepalen zonder dat we er veel aan kunnen doen – en niet omdat we het niet geprobeerd hebben! Sommige van die probeersels zijn op schrift gesteld en hebben de eeuwen overleefd, zodat wij nog steeds geraakt kunnen worden bij het lezen ervan. De Stoïcijnse geschriften bevatten bijvoorbeeld aandoenlijke pogingen om het noodlot te omarmen ondanks de ontembaarheid ervan, in plaats van het remediëren van de invloed dat het uitoefent over onze levens.21 Of neem nu het toneelstuk Antigone van Sophocles. Hierbij zijn wij de onwillige getuigen van het feit dat het onmogelijk is om af te zien van elke persoonlijke betrokkenheid of het hechten aan tenminste enkele waarden, opdat de machinaties van het lot ons niet zullen kunnen raken.22 Want zulke betrokkenheden en dergelijke gehechtheden zullen uiteindelijk altijd op ons pad komen, wat wij ook doen.23 En dan zijn er misschien wel de beroemdste oude Griekse wijsgeren: Plato en Aristoteles. De eerste trachtte de filosofie tot een instrument te smeden waarmee men zich kan wapenen tegen de wisselvalligheden van het lot.24 Aristoteles op zijn beurt zette in op het oefenen van ons beoordelingsvermogen, zodat we het ergste wat het noodlot ons te bieden heeft wellicht de baas zouden kunnen.25 Maar zelfs als wij ons een dergelijk geoefend beoordelingsvermogen eigen zouden maken, dan nog zouden we nimmer vrij zijn van de noodzaak voor een beetje geluk in ons leven.26 En dat is iets wat al deze schrijvers en denkers met elkaar gemeen hebben: het leiden van onze levens vereist dat we continue beoordelen of iets binnen onze macht ligt om ook maar enigszins bij te kunnen sturen of dat het simpelweg alleen maar aan de onverschilligheid van de wereld onderhorig is.27

Conclusie: de verborgen schoonheid van talen

In veel talen zijn de woorden die te maken hebben met geluk of het noodlot vaak behept met een zekere gewichtigheid. Men hoeft alleen maar terug te denken aan de Duitse Netflix-serie Dark en het drankspel dat men kon spelen met een schuin oog op al die keren dat een personage plechtig over iemands Schiksal begon.28 Ik zou dan ook vele blogs kunnen vullen met de verre verwanten van τύχη in andere talen – dood en levend. En misschien doe ik dat ook wel een keer! Want leren over andere talen, die uit de oudheid incluis, biedt ons uitzicht op verrijkende vergezichten die ons anders onbekend zouden blijven.29 Daarom hoop ik dat de voorgaande introductie tot een buitengewoon veelzijdig woord uit het oud-Grieks jullie helpt om te bespiegelen op de aard van ons bestaan, al is het maar voor enkele minuten, vooraleer de alledaagse sleur zich weer opdringt.

Toch omvat die sleur vaak onwaarschijnlijk magische elementen. Elementen die ons nauwelijks nog opvallen omdat wij eraan gewend zijn geraakt of te druk zijn om ruimte te maken op de vlezige harde schijf in ons hoofd zodat we ze kunnen waarderen. Voor de meesten van ons geldt dit bijvoorbeeld voor de indrukwekkende, nuttige en soms angstaanjagende pracht van de natuur.30 Volgende week zullen we daarom op zoek gaan naar die pracht, zoals deze te vinden is in de verhalen die ons zijn overgeleverd uit de oudheid. En daarbij zullen we ons dan afvragen wat dergelijke vertelsels ons kunnen zeggen over de houding van de mensen in het verre verleden ten opzichte van hun toenmalige natuurlijke omgeving.

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.

Voetnoten

  1. Ik gebruik de term filologie hier in de oudere betekenis van “het analyseren van de vorm en betekenis van teksten.”, Engels: “the analysis of the form and meaning of texts”, zie: Jesús de la Villa, “Ideological Change and Syntactic Change in Ancient Greek: The Case of ἄτη and τύχη”, in: Georgios K. Giannakis et al (red.), Classical Philology and Linguistics: Old Themes and New Perspectives (Boston: De Gruyter, 2023), p. 215-244.
  2. John Huehnergard, A Grammar of Akkadian (Winona Lake: Eisenbrauns, 2005), p. 516, 624; Peter Jones, Latijn voor Beginners, vertaald door Rodie Risselada & Justine Aalders (Amsterdam: Aula 2003), p. 155.
  3. Voor een preciezere definitie, zie: Peter Matthews, Morphology (Cambridge: Cambridge University Press, 1991), p. 1-3.
  4. Ibidem, p. 2.
  5. De la Villa, “Ideological Change and Syntactic Change in Ancient Greek”, p. 230.
  6. Esther Eidinow, Luck, Fate and Fortune: Antiquity and its Legacy (New York: LB. Tauris, 2011), p. 151.
  7. Katherine Swancutt, “TΎΧΗ”, The Classical Review 2012, 62 (1), p. 222; Eidinow, Luck, Fate and Fortune, p. 47.
  8. Ibidem, p. 45, 48.
  9. “[F]ield of fortune.”, reeds schuin afgedrukt in het origineel, zie: Swancutt, “TΎΧΗ”, p. 221.
  10. Martha C. Nussbaum, The Fragility of Goodness: Luck and Ethics in Greek Tragedy and Philosophy (Cambridge: Cambridge University Press 2001), p. 3, 89, 318.
  11. Ibidem, p. 3-4.
  12. Ibidem, p. 4.
  13. De la Villa, “Ideological Change and Syntactic Change in Ancient Greek”, p. 230; Richard John Cunliffe, A Lexicon of the Homeric Dialect (Expanded Edition), geredigeerd door James H. Dee (Norman: University of Oklahoma Press, 2012), p. 392.
  14. Richard Brown Rutherford, Classical Literature: A Concise History (Malden: Blackwell, 2005), p. 28-29; Frits Naerebout & Henk Singor, De Oudheid: Grieken en Romeinen in de Context van de Wereldgeschiedenis (Amsterdam: Ambo, 2010), p. 101.
  15. Hes., Theog. 337-360; De la Villa, “Ideological Change and Syntactic Change in Ancient Greek”, p. 230.
  16. Carolina López-Ruiz, Gods, Heroes, and Monsters: A Sourcebook of Greek, Roman, and Near Eastern Myths (New York: Oxford University Press, 2018), p. 33-49.
  17. De la Villa, “Ideological Change and Syntactic Change in Ancient Greek”, p. 231.
  18. Ibidem, p. 232, 234; Naerebout & Singor, De Oudheid, p. 14.
  19. Deze toneelstukken staan tegenwoordig bekend als Het schild en De fluitspeelsters, zie: Eidinow, Luck, Fate and Fortune, p. 48-49; Steven D. Hales, “A Problem for Moral Luck”, Philosophical Studies: An International Journal for Philosophy in the Analytic Tradition 2015, 172 (9), p. 2397; Steven D. Hales, The Myth of Luck: Philosophy, Fate, and Fortune (London: Bloomsbury Academic, 2020), p. 7.
  20. Eidinow, Luck, Fate and Fortune, p. 67.
  21. Anthony Gottlieb, The Dream of Reason: A History of Western Philosophy from the Greeks to the Renaissance (New York: W.W. Norton & Company, 2016), p. 296. Zie ook: Martha C. Nussbaum, The Therapy of Desire: Theory and Practice in Hellenistic Ethics (Princeton: Princeton University Press, 2018), p. 3-4.
  22. Nussbaum, The Fragility of Goodness, p. 51.
  23. Ibidem, p. 81, 83.
  24. Ibidem, p. 237.
  25. Ibidem, p. 300, 307. Voor een recente uitdieping, zie: Timothy D. Roche, “Happiness and the External Goods”, in: Ronald Polansky (ed.), The Cambridge Companion to Aristotle’s Nicomachean Ethics, (Cambridge: Cambridge University Press, 2014) p. 34-63.
  26. Nussbaum, The Fragility of Goodness, p. 318-319.
  27. Ibidem, p. 2.
  28. Hedwig Fraunhofer, “Spatiotemporality in the Anthropocene: Deleuzoguattarian Philosophy, Quantum Physics, and the German Netflix Series Dark”, KronoScope 2021, 21 (1), p. 42.
  29. Evelien Bracke, “Bringing Ancient Languages Into a Modern Classroom: Some Reflections”, Journal of Classics Teaching 2015, 16 (32), p. 35, 38; Jones, Latijn voor Beginners, p. 9.
  30. Robert S. Emmett & David E. Nye, The Environmental Humanities: A Critical Introduction (Cambridge: The MIT Press 2017), p. 141-145.