Driehonderd Spartanen en één metafoor

Als er een gebeurtenis uit de oudheid is die veel mensen onthouden hebben, dan is het wel dat driehonderd soldaten uit de oud-Griekse stadstaat Sparta het ooit opnamen tegen een veel groter leger van de Perzische koning Xerxes.1 Dit is mede het resultaat van de vele hertellingen ervan in onze populaire cultuur, waarvan het bekends misschien wel de fantasierijke – en nogal problematische – film 300 uit 2006 is.2 De tweede Grieks-Perzische oorlog, die plaatsvond aan het begin van de vijfde eeuw voor onze jaartelling en waarin we onze heroïsche Spartanen vinden, was een tijd vol militaire vindingrijkheid, magistrale intriges en ontelbare tranen. Maar vandaag wil ik mij focussen op één specifiek aspect – een enkel woord, zelfs! Ik ben namelijk benieuwd naar de achtergrond van een term die de antieke historicus Herodotus gebruikt om het denkproces van de Spartaanse koning Leonidas I, die van de chocolade, te beschrijven wanneer deze de andere Griekse soldaten –want die waren er ook! – wegstuurt en zijn Spartanen voorbereid op hun laatste slag. Dat woord is τάξις (taxis).3 En Herodotus’ metaforische gebruik van wat uiteindelijk vooral een technische term was, kan ons een hoop leren over de krijgsideologieën in het Griekenland van die periode.

Dit blog werd echter niet alleen geïnspireerd door dat ene woord, maar ook door een boek dat het belang ervan onder mijn aandacht bracht en waarop veel van het hiernavolgende is gebaseerd. Dit is Soldiers & Ghosts: A History of Battle in Classical Antiquity dat geschreven werd door Jonathan Lendon.4 Ik kreeg dit boek afgelopen Halloween en ik heb het gelukkig nog net uitgelezen voor het weer eind oktober is… In dit grondig onderbouwde en uiterst leesbare boek, zet Lendon uiteen wat de rol van ideologieën was in de oorlogen van de oude Grieken en Romeinen. En hierbij analyseert hij onder andere metaforen, zoals degene die Herodotus gebruikt en die ik vandaag zal bespreken met iedereen die niet bang is voor soldaten uit de oudheid of hun geesten en durft door te lezen!

Dit blog is ook beschikbaar in het Engels.

Metaforen, historici en hoplieten

Metaforen structureren zowel onze taal als ons denken – voor zover we die twee überhaupt los van elkaar kunnen zien.5 In hun klassieke verhandeling over dit onderwerp, beschrijven George Lakoff en Mark Johnson hoe de metaforische concepten die we gebruiken, vaak zelfs zonder er over bij stil te staan, onze geesteslandschappen en gedragingen vormgeven.6 En dit is zelf zo in het alledaagse leven. Zodoende beïnvloeden metaforen hoe wij de wereld zien, hoe we met anderen omgaan, wat we van onszelf vinden, enzoverder, enzovoorts. Wanneer Nederlandstaligen het begrip tijd bijvoorbeeld beschrijven op de hier breedst geaccepteerde manier, namelijk als een waardevolle grondstof, dan zijn zij ook meer geneigd om tijd als zodanig te ervaren en te handelen alsof dit daadwerkelijk het geval is.7 En dit betekent dat in een cultuur met anders vormgegeven concepten en een andere taal, tijd best weleens anders gezien én behandeld kan worden.8 Daar komt nog bij dat de dappere pogingen om aspecten van onze universeel gedeelde menselijkheid te koppelen aan bepaalde metaforen die daarmee onvermijdelijk zouden zijn ongeacht iemands cultuur of taal – zoals dat warmte, dat een menselijke basisbehoefte vormt, altijd geassocieerd zou worden met genegenheid – nogal controversieel zijn gebleken.9 Dientengevolge kunnen we nog steeds met een gerust hart stellen dat het bestuderen van metaforen ons kan informeren over een cultuur.

Dit brengt ons bij de metafoor die ons vandaag interesseert en die ons hopelijk iets kan vertellen over de cultuur of culturen waarvan Herodotus zich voorstelde dat de Spartaanse koning ertoe behoorde.10 Deze historicus is natuurlijk niet onze enige bron over Thermopylae, de bergpas waar de oude Grieken en dito Perzen met elkaar vochten. Hij haalt zelf ook andere besprekingen van het gevecht aan aan en probeert daarvan de raakvlakken te bepalen.11 En wanneer hij de gedachten van de Spartaanse koning aanhaalt waar het ons om gaat, merkt Herodotus op dat dit is wat anderen hierover zeggen. En wat zeiden die anderen dan wel niet over τάξις? Uit Herodotus’ verslag maken we op dat toen Leonidas zijn Griekse bondgenoten wegsturen – op enkele uitzonderingen na die, al of niet onvrijwillig zijn achterhoede zouden verdedigen – hij verkondigde dat de Spartanen niet hun “positie” zouden verlaten.12 Deze vertaling van τάξις maakt duidelijk wat de Spartanen vervolgens zouden doen, maar zij verhult de metaforische laag die dit gekozen woord met zich meetorst.

Want τάξις was een term die ook op een meer beperkte manier gebruikt kon worden in het oude Griekenland, namelijk om de positie die een hopliet innam in de falanx aan te duiden.13 Enkele van deze laatste woorden zijn waarschijnlijk niet bekend bij alle lezers, dus sta mij toe om ze uit te leggen. Een hopliet was een soldaat die voornamelijk vocht met een schild en een speer, maar vaak ook een zwaard of dolk in reserve had. We beginnen mannen in deze uitdossing tegen te komen op afbeeldingen uit de Griekse wereld in de eerste helft van het eerste millennium voor het begin van onze jaartelling. En de Spartaanse dichter Tertaeus beschrijft hen in de zevende eeuw van datzelfde millennium als zwaarbewapende mannen die zichzelf konden redden op slachtveld maar die ook wel samenwerkten.14 Tegen de vijfde eeuw, wanneer ons beeld scherper wordt, vinden we ze echter vooral opgesteld in wat een falanx-formatie wordt genoemd. Dit betekent dat zij dicht opeengepakte rijen mannen vormden, waarbij het schild van de ene soldaat de persoon naast hem beschermde en zij vanuit deze relatieve veiligheid hun speren in de richting van hun vijanden konden steken. En het was deze formatie die een grote greep kreeg op de verbeelding van de oude Grieken.15

Want voor een tijdje werden elkaar bestrijdende falanxen de strijdmethode die de voorkeur had in het zuiden van het oude Griekenland en die andere manieren van vechten, zoals met een boog of op een paard, grotendeels verdrong. Het is daarom ook niet verbazingwekkend dat de moed van de hopliet die zijn plaats in de rij verdedigde spreekwoordelijk werd. En het is evenmin opmerkelijk dat Herodotus – of degene die hem vertelde over de slag bij Thermopylae – dit een passende metafoor vond om de dapperheid van de Spartanen en hun koning te beschrijven. Onze historicus schreef zijn geschiedenis enkele decennia na de tweede Grieks-Perzische oorlogen en beleefde daarmee de hoogtijdagen van de hoplieten. En deze metafoor wordt ook elders gebruikt om iemands dapperheid wat vetter aan te zetten. Er is bijvoorbeeld een verhaal, dat misschien zelfs gebaseerd is op daadwerkelijke gebeurtenissen, waarin een Spartaanse soldaat een veldslag overleeft door zich dood te houden om vervolgens zijn moed te benadrukken door zijn dode kameraden in een rij te leggen die lijkt op een falanx en daarin zijn oude plek in te nemen.16 Deze grote rol van hoplieten in de verbeelding van de mensen toen, doet je wel afvragen hoe deze zeer specifieke manier van oorlog voeren zo invloedrijk werd, of deze moest strijden – sorry – met rivaliserende ideaalbeelden en voor hoelang diens populariteit eigenlijk duurde.

Het belaagde ideaalbeeld van de hopliet

Het ideaalbeeld van als hoplieten bewapende soldaten die in een falanx-formaite vochten mocht dan misschien spreekwoordelijk zijn, maar het duurde een tijd voordat het zover was en de invloed ervan werd nooit alomvattend. Lendon beredeneert dat de aanvankelijke populariteit van de hopliet te maken had met een verlangen om zo eerlijk mogelijk te wedijveren op het slagveld. Soldaten konden zich bewijzen door hun plek in de rij te verdedigen zij aan zij met hun kameraden en zonder zich al te druk te hoeven maken om de ongelukkige inmenging van pijlen en paarden. In zekere zin werden deze soldaten daarmee representanten van de stadstaten die hen ten oorlog hadden gestuurd en hun gevecht kon worden beschouwd als de meest billijke wedstrijd die er tussen dergelijke abstracte politieke eenheden mogelijk is.17 Maar veel van jullie zullen je ongetwijfeld al sluw hebben afgevraagd of het niet erg makkelijk is om een veldslag te winnen als je er redelijk zeker van kunt zijn hoe je vijand zal vechten.

En het is inderdaad zo dat de hoplieten in hun falanx-formatie op geen enkel punt in de geschiedenis helemaal gevrijwaard waren van strategische verrassingen. Ongeacht de geïdealiseerde omstandigheden die ik hierboven beschreef, hadden ze regelmatig te maken met hinderlagen, licht bewapende speerwerpers die er een punt van maakten nooit binnen het bereik van de wapens van de hoplieten te komen en elke andere denkbare truc die ooit ter papyrus zijn gesteld.18 En net als de beroemde plek van een hopliet in de falanx, werden ook de listen van gehaaide generaals die zulke trucs perfectioneerden geprezen in het zuiden van het oude Griekenland. Zodoende zien we twee ideaalbeelden die allebei zowel invloedrijk waren als in de praktijk werden gebracht: de passieve moed van de rij verdedigen als een hopliet en het gebruik van actieve misleiding door bevelhebbers die overwinningen behaalden met een stuk minder risico’s voor hun manschappen.

Zelfs de Spartanen, wier bekendste krijgsdaad door Herodotus vergeleken werd met precies die passieve moed, hechtten aan allebei deze ideaalbeelden. Zij eerden Leonidas en zijn standvastige dapperheid terwijl hij de spreekwoordelijke rij behield, maar zij gaven ook koningen die dankzij hun listigheid relatief bloedeloze overwinningen behaalden ook het offervlees van stieren als prijs.19 Jonge mannen in Sparta werden zowel getraind in de krijgskunst als de misleidingskunst. De stadstaat stond zelfs bekend om het uitgebreide gebruik van geheime codes aldaar.20 Maar vooraleer je al te veel bewondering koestert voor dit aspect van de Spartaanse maatschappij, moet je niet vergeten dat hun staat een verschrikkelijke dictatuur was, misschien zelfs naargelang oud-Griekse normen, die gegrondvest was op de gruwelijke onderdrukking van grote groepen personen.21 Van de mannen aan Leonidas’ zijde, waar we vandaag de dag nog steeds films over maken, had er zeker een aantal deelgenomen aan deze weerzinwekkende praktijken en misschien zelfs tenminste één onschuldige persoon vermoord.22 Daarmee was het ideaalbeeld van de hopliet eigenlijk alleen maar dat – een idee dat nooit op alle oorlogsvoering werd toegepast in het oude Griekenland en dat je weinig kan vertellen over het werkelijke karakter van degenen die zich er mee onledig hielden.

Het voorgaande is natuurlijk slechts een overzicht van de positie van de hopiet en de falanx in de oud-Griekse verbeelding en oorlogsvoering. Er waren namelijk belangrijke verschillen doorheen de Griekse wereld en doorheen de tijd. De stadstaat Thebe had naar verluidt een eenheid hoplieten samengesteld die bestond uit geliefden, opdat zij dapper voor elkaar zouden vechten. En in het noorden van het oude Griekenland bleef de cavalerie een grotere rol spelen op het slagveld. Eén van de redenen dat de Spartanen aanvankelijk zo succesvol waren, was trouwens omdat zij er eerder vanuit gingen dat je mensen krijgshaftigheid en dapperheid kunt aanleren door training en omdat zij soldaten ronselden die niet per se veel maatschappelijk aanzien genoten.23 Misschien is het daarom wel het meest opmerkelijke aan het ideaalbeeld van de hopliet dat het zolang bleef bestaan. Zelfs toen andere militaire strategieën nuttig bleken te zijn, zowel in het algemeen als specifiek tegen de falanx-formatie, bleven veel oude Grieken het eertijdse ideaalbeeld bewonderen en bleven zij proberen zo te vechten. Het relatieve prestige van dit ideaalbeeld zou pas echt afnemen toen Alexander III van Macedonië – die ook wel ‘de grote’ wordt genoemd door luitjes die denken dat hij hun niet dronken met een speer zou doorboren op een feestje – en diens vader de militaire machtsbalans in de regio op z’n kop zetten tegen het einde van de vierde eeuw voor onze jaartelling.24

Conclusion: driehonderd ongeorganiseerde opvattingen

We kwamen in het voorgaande een hoop verhalen tegen over hoe dapperheid en slimheid oorlogen kunnen winnen. Maar veel van deze vertellingen, misschien zelfs sommige over Leonidas en zijn driehonderd collega’s, waren misschien niet meer dan dat – fictieve narratieven.25 Hoewel het dan weer wel zo is dat zelfs áls sommige van de meer bevreemdende verhalen niet echt gebeurd zijn, zij nog steeds daadwerkelijk bevreemdende gedragingen inspireerden – zowel dapper als onbezonnen – waar we veel meer bewijs voor hebben gevonden. Daarom blijft het ideaalbeeld van de hopliet en de aanpalende metaforen zo belangrijk als we het leven in het zuiden van Griekenland willen reconstrueren en begrijpen; en dan specifiek tijdens de vijfde en vierde eeuwen voor het begin van onze jaartelling.26

En het begrijpen van koning Leonidas’ motieven en gedachten, die Herodotus ons overbracht met de elegante metafoor van τάξις, is wellicht nog belangrijker dan veel andere kwesties uit de oudheid. Want het oude Griekenland wordt al te vaak nog misbruikt voor onfrisse politieke doeleinden in onze hedendaagse wereld – en dan specifiek de Spartanen, inclusief hun laatste slag bij Thermopylae. Dit niettegenstaande dat Sparta, hoe afschuwelijk het daar ook was, niet goed past bij de moderne totalitaire idealen die er tegenwoordig vaak mee geassocieerd worden.27 En dit wordt ook weer eens bevestigd door onze taalkundige omweg van vandaag. De manier waarop de mensen in het oude Griekenland in zijn algemeenheid en in de stadstaat Sparta in het bijzonder de wereld zagen, inclusief hun metaforen, verschilt bijzonder van onze moderne denkkaders. Deze informatie zal natuurlijk niet elk misbruik van de antieke wereld voorkomen, maar een doortimmerd begrip van het verre verleden illustreert wel de verbluffende verscheidenheid van het menselijk bestaan en laat zien hoe de oudheid niet simpelweg kan worden gemonopoliseerd om één wereldbeeld aan de man te brengen – en zeker niet als dit een onverdraagzaam wereldbeeld is.28

Om op een minder grimmige noot te eindigen: we zagen vandaag ook hoe een op het oog simpel woord uit het verre verleden uitermate fascinerend kan zijn. Ik wil maar zeggen, we hadden een groot deel van onze eigen woordenschat nodig om de gelaagde betekenis en achtergrond van zo’n kort en onopvallend woord als τάξις uit te leggen. En er is nog zoveel dat we nog kunnen leren – zoveel ontdekkingen die nog gedaan moeten worden. Zelfs waar het dode talen aangaat die we reeds lang hebben kunnen lezen en inclusief het oud-Grieks. Vorig weekeinde verloor ik mij bijvoorbeeld in het interessante onderzoek naar leenwoorden in die laatste taal uit het Luwisch, een andere taal uit de oudheid die vooral gesproken werd in Anatolië.29 En wist je dat de klanken van het oud-Grieks gedeeltelijk gereconstrueerd kunnen worden met behulp van het door mij zo geliefde Gothisch?30 Woorden en metaforen hebben ons nog heel veel te vertellen over de verloren samenlevingen van ooit en hopelijk komen we daar snel weer aan toe!

Sparta

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.

Voetnoten

  1. Paul Cartledge, Thermopylae: The Battle that Changed the World (Londen: MacmillanAnton, 2006); Anton Powell, “Sparta: Reconstructing History from Secrecy, Lies and Myth”, in: Anton Powell (red.), A Companion to Sparta – Volume I (Chichester: John Wiley & Sons, 2017), p. 14.
  2. Emma Stafford, “The Curse of 300? Popular Culture and Teaching the Spartans”, Journal of Classics Teaching 2016, 17 (33), p. 12; Mike Waldner-Scott, “The Spartan Legacy in the Contemporary Popular Culture; A Case Study of The 300”, Sparta: Journal of Ancient Spartian & Greek History, 2009, 5 (1), p, 17.
  3. Alfred D. Godley, Herodotus’ The Persian Wars – Book 5-7 (Londen: Harvard University Press, 1926), p. 536; Robert Strassler (red.), The Landmark Herodotus: The Histories (New York: Anchor Books, 2007), p. 591.
  4. Jonathan E. Lendon, Soldiers & Ghosts: A History of Battle in Classical Antiquity (New Haven: Yale University Press, 2005).
  5. Leonid Perlovsky, “Language and Cognition”, Neural Networks 2009, 22 (3), p. 247-248.
  6. George Lakoff & Mark Johnson, Metaphors We Live by (Chicago: Chicago University Press, 2003), p. 2.
  7. Ibidem, p. 8.
  8. Ibidem, p. 4-5.
  9. George Lakoff, “Language and Emotion”, Emotion Review 2016, 8 (3), 270; Cliff Goddard, Comment: Lakoff on Metaphor – More Heat Than Light, Emotion Review 2016, 8 (3), p. 277.
  10. Lendon, Soldiers & Ghosts, p. 61.
  11. Pietro Vannicelli, “To Each His Own: Simonides and Herodotus on Thermopylae”, in: John Marincola (red.), A Companion to Greek and Roman Historiography (Chichester: Wiley-Blackwell, 2007), p. 315.
  12. Strassler, The Landmark Herodotus, p. 591.
  13. Lendon, Soldiers & Ghosts, p. 61; Fred Muller & Johannes H. Thiel, Beknopt Grieks-Nederlands Woordenboek, Edited by Wim den Boer (Groningen: Wolters-Noordhoff, 1969), p. 714. En Herodotus wist dit, want hij gebruikt de term elders met deze betekenis, zie: bijvoorbeeld: Hans van Wees, “Thermopylae: Herodotus versus the Legend”, in: Lidewij van Gils, Irene de Jong & Caroline Kroon (red.), Textual Strategies in Ancient War Narrative: Thermopylae, Cannae and Beyond (Leiden: Brill, 2019), p. 33.
  14. Lendon, Soldiers & Ghosts, p. 43.
  15. Henk Singor, Grieken in Oorlog: Veldtochten en Veldslagen in het Klassieke Griekenland (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006), p. 80-82, 86-88. Er wordt wel beweerd dat het fenomeen van de hopliet verbonden kan worden aan toenmalige politieke ontwikkelingen, zie: Frits Naerebout & Henk Singor, De Oudheid: Grieken en Romeinen in de Context van de Wereldgeschiedenis (Amsterdam: Ambo, 2010), p. 110-112.
  16. Lendon, Soldiers & Ghosts, p. 40-41. Ik houd mij hier noodgedwongen op de vlakte, aangezien de bijzonderheden van de falanx-formatie nog steeds bediscussieerd worden. Voor een proeve van de vele ideeën en geleerde scholen hieromtrent, zie: Roel Konijnendijk, Classical Greek Tactics (Leiden: Brill, 2018); Roel Konijnendijk, Cezary Kucewicz & Matthew Lloyd (red.), Brill’s Companion to Greek Land Warfare Beyond the Phalanx (Leiden: Brill, 2021); Everett Wheeler & Barry Strauss, “Battle”, in: Philip A.G. Sabin, Hans van Wees & Michael Whitby (red.), The Cambridge History of Greek and Roman Warfare (Cambridge: Cambridge University Press, 2007), p. 399-433.
  17. Lendon, Soldiers & Ghosts, p. 51-56; 62-63.
  18. Ibidem, p. 92-106; Singor, Grieken in Oorlog, p. 88-89.
  19. Lendon, Soldiers & Ghosts, p. 8587.
  20. Powell, “Sparta: Reconstructing History from Secrecy, Lies and Myth”, p. 25.
  21. Thomas Figueira, “Helotage and the Spartan Economy”, in: Anton Powell (red.), A Companion to Sparta – Volume II (Chichester: John Wiley & Sons, 2017), p. 589; Powell, “Sparta: Reconstructing History from Secrecy, Lies and Myth”, p. 26; Hans van Wees, “Luxury, Austerity and Equality in Sparta”, in: Anton Powell (red.), A Companion to Sparta – Volume I (Chichester: John Wiley & Sons, 2017), p. 227. Er zijn nog steeds geleerde discussies over de mate waarin Sparta verschilde van de andere stadstaten van het oude Griekenland, zie: Stephen Hodkinson, “Sparta: An Exceptional Domination of State over Society?”, in: Anton Powell (red.), A Companion to Sparta – Volume I (Chichester: John Wiley & Sons, 2017), p. 51; Paul Cartledge, “Foreword”, in: Anton Powell (red.), A Companion to Sparta – Volume I (Chichester: John Wiley & Sons, 2017), p. xv-xvi. Voor een overzicht van Sparta’s geschiedenis in vogelvlucht, zie: Naerebout & Singor, De Oudheid, p. 112.
  22. Stefan Lin, “Zur Entstehungsgeschichte der Spartanischen Krypteia”, Klio 2006, 88 (1) , p. 34-35; Thomas Figueira, “Helotage and the Spartan Economy”, p. 567.
  23. Lendon, Soldiers & Ghosts, p. 110; Singor, Grieken in Oorlog, p. 85; Naerebout & Singor, De Oudheid, p. 112.
  24. Lendon, Soldiers & Ghosts, p. 106, 114.
  25. Powell, “Sparta: Reconstructing History from Secrecy, Lies and Myth”, p. 14, 23-24; Michael A. Flower, “Simonides, Ephorus, and Herodotus on the Battle of Thermopylae”, Classical Quarterly 1998, 48 (2), p. 366.
  26. Powell, “Sparta: Reconstructing History from Secrecy, Lies and Myth”, p. 15.
  27. Hodkinson, “Sparta”, p. 44-45.
  28. Louie D. Valencia-García, “Far-Right Revisionism and the End of History”, in: Louie D. Valencia-García (red.), Far-Right Revisionism and the End of History: Alt/Histories (Abbingdon: Routledge, 2020), p. 3. Curtis Dozier, “Hate Groups and Greco-Roman Antiquity Online: To Rehabilitate or Reconsider?”, in: Louie D. Valencia-García (red.), Far-Right Revisionism and the End of History: Alt/Histories (Abbingdon: Routledge, 2020), p. 258-263.
  29. Craig Melchert, “Luwian”, in: Rebecca Hasselbach-Andee (red.), A Companion to Ancient Near Eastern Languages (Hoboken: John Wiley & Sons, 2020), p. 247. Voor specifiek de taalkundige kruisbestuiving in het oostelijke Middellandsezeegebied, zie: Ilya Yakubovich, “Phoenician and Luwian in Early Iron Age Cilicia”, Anatolian Studies 2015, 65 (1), p. 36-41.
  30. Ville Leppänen, “Gothic Evidence for Greek Historical Phonology”, in: Felicia Logozzo & Paolo Poccetti (red.), Ancient Greek Linguistics: New Approaches, Insights, Perspectives (Berlin: De Gruyter, 2017), p. 36. Voor meer over het Gothisch, bezoek vooral mijn eerdere blog over deze fascinerende oude taal!