Byblos: het veelzijdige knooppunt van de oudheid

Stel dat je een tijdreiziger bent wiens tijdmachine erg duur is om te gebruiken – zoals zij dat meestal zijn, in mijn ervaring – en je daarom zoveel mogelijk aspecten van de oudheid mee wilt krijgen tijdens één trip. Dan is een bezoekje aan Byblos sowieso het overwegen waard! Want deze antieke stad in de oostelijke MĂ©diterranĂ© was een veelzijdige metropool, waar de poorten en haven een waaier aan fascinerende politieke, culturele en artistieke invloeden verwelkomden. Hier kon je hiĂ«rogliefen Ă©n spijkerschrift lezen, verrast worden door de namen van farao’s op votiefvaten en zeldzame ingrediĂ«nten vinden die uiteindelijk gebruik zouden worden om mensen te mummificeren na hun dood.1

De bestudering van deze antieke Levantijnse havenstad, die ten noorden van Beirut in het huidige Libanon lag, zegt je aanvankelijk misschien niet zoveel, maar je bent ongetwijfeld een deel van de nalatenschap van Byblos tegengekomen.2 Dit is zelfs het geval als je alleen al het woord ‘bibliotheek’ kent – waar ik oprecht op hoop – want die term wordt geacht uiteindelijk te zijn voortgekomen uit de naam van de stad zoals deze werd gebezigd door de oude Grieken. Want Byblos was één van de belangrijkste havens in het oostelijke Middellandse Zeegebied waarheen goederen uit het oude Egypte werden verscheept.3 Het is daarom niet ondenkbaar dat de oude Grieken het schrijfmateriaal papyrus – dat oorspronkelijk werd vervaardigd in het rijk van de farao’s – met deze nederzetting associeerden. Aldus eindigden de oude Grieken met een woord ÎČύÎČÎ»ÎżÏ‚ (bĂșblos), dat zowel papyrus als boeken kon aanduiden. En dit woord inspireerde op diens beurt weer ons woord voor ‘bibliotheek’, alsmede andere delen van ons vocabulaire.4 Hoewel de moderne naam Jubail is, wordt de stad nog steeds weleens aangeduid met diens oud-Griekse naam. Maar veel van haar inwoners in de oudheid zouden de stad anders hebben genoemd. Zoals Gubl (/gbl/) in het Fenicisch, Gubul (/gbl/) in het Ugaritisch, and Gubla of Gubli in het Akkadisch.5 Zoals deze veelheid aan namen al impliceert, was Byblos een bruisende nederzetting die zich veel van de toenmalige invloeden eigen maakte. Vandaag gaan we erachter komen hoe deze stad zo’n prominente positie bereikte en leren we hopelijk meer over Byblos dan de woorden die de namen van de stad wellicht geĂŻnspireerd hebben.

Dit blog is ook beschikbaar in het Engels.

Een Fenicische stad

Het gebied langs de oostkust van de Middellandse zee dat nu de Levant wordt genoemd, werd reeds vanaf de prehistorie bewoond door mensen die jaagden en verzamelden of anderszins een (semi)nomadische levensstijl hadden.6 En bij aanvang van de geschiedenis, vooral in de zogenoemde vroeg-dynastieke periode die duurde van ca. 2900 tot ca. 2350 v.Chr., zien we dat de bewoners van de oude Levant reeds complexe, stedelijke maatschappijen hadden gecreĂ«erd met een geheel eigen karakter dat in bepaalde opzichten verschilde van de rest van het Middellandse Zeegebied en Nabije Oosten. In dit gebied konden de mensen het land bebouwen door louter op de regen te vertrouwen. Hetgeen scherp contrasteerde met de noodzakelijkerwijs geĂŻrrigeerde velden in zuidelijk MesopotamiĂ« – grofweg het zuiden van het moderne Irak – en het oude Egypte. Maar deze neerslaglandbouw behoeft wel een groter landoppervlak en daarom hadden de staten in de Levant relatief weidse achterlanden nodig. De focus van deze territoriale eenheden bleef echter meestal wel één stad, zoals we al zagen met Ugarit een paar weken gelden.7 En dit was ook het geval bij de havenstad Byblos.

Het politieke fortuin van deze staten wisselde. Na een periode van neergang aan het begin van het tweede millennium v.Chr. beleefden Byblos en diens buursteden bijvoorbeeld regelmatig perioden van welvaart.8 Ondanks dat – of misschien juist doordat – zij gedurende hun bestaan vaak overheerst werden door de grotere rijken in hun nabijheid. Zoals door de Hethieten uit AnatoliĂ« en de oude Egyptenaren uit – welnu – Egypte. Vaak was de bestuurstaal in deze steden dan ook niet de lokale spreektaal; althans voor zover we dit uit ons bewijs kunnen opmaken.9 Deze situatie veranderde toen het statensysteem waarin de elites uit Egypte, AnatoliĂ« en MesopotamiĂ« de lakens uitdeelden, ten onder ging aan het einde van de late Bronstijd.10  Sommige Levantijnse steden kwamen deze ramp niet te boven. Maar voor andere, inclusief Byblos, zou er (uiteindelijk) een tijdperk van relatieve autonomie beginnen.11 Vanaf dit punt refereren geleerden meestal aan Byblos en de andere oude steden in dit deel van het oostelijke Middellandse Zeegebied als zijde Fenicisch, een label dat is afgeleid van het oud-Griekse ΊοÎčÎœÎŻÎșης (PhoinĂ­kes).12 Niettegenstaande aanwijzingen dat deze aanduiding al in zwang was voor deze periode.13 Toch is er enige rechtvaardiging voor dit geleerde gebruik, want het Fenicisch kwam nu voor het eerst tot zijn recht als bestuurstaal.14 En voor het geval je je dit afvroeg: de FeniciĂ«rs zouden zichzelf KanaĂ€nieten (Kn’nm) hebben genoemd, of zich simpelweg hebben geĂŻdentificeerd met hun thuisstad.15 En er valt wel wat te zeggen voor dat laatste, want er bleven grote regionale verschillen tussen deze steden en staten bestaan. In Byblos drukten de mensen zich bijvoorbeeld uit in een dialect van het Fenicisch dat in een aantal opzichten verschilde van de meer gestandaardiseerde vorm van de taal die gesproken werd in de rivaliserende steden Sidon en Tyrus, die ook in het huidige Libanon gesitueerd waren.16 En dit hoeft geen verbazing te wekken, want Byblos’ pad doorheen de geschiedenis van de oudheid was redelijk eigenzinnig, om niet te zeggen uniek.

Byblos deelde in de eerbiedwaardige ouderdom van veel van de andere Fenicische steden. Er woonden al mensen vanaf het begin van de bronstijd, die in de Levant rond 3300 v.Chr. een aanvang nam. De antieke auteur Philo van – drie keer raden! – Byblos schreef zelfs dat het weleens de oudste stad ter wereld zou kunnen zijn. Hij zat er op spectaculaire wijze naast, helaas.17 Maar dit idee geeft ons wel een indruk van de reputatie die deze nederzetting reeds in de oudheid al had. En de ontwikkeling van deze havenstad was zowel zeer vroeg als zeer imposant.18 De oudste tekst die er gevonden is, wordt bijvoorbeeld rond 2600-2300 v.Chr. gedateerd. Belangwekkend is dat het hier gaat om een hiĂ«rogliefeninscriptie op een lokaal geproduceerde cilinder, die de naam Baalat-Rum spelt.19 Dit gebruik van een Egyptisch schrijfsysteem in deze vroege periode in de Levant is minder opmerkelijk dan het lijkt. Want Byblos was niet alleen één van de belangrijkste overslagplaatsen van de oudheid, maar voor het gros van zijn antieke geschiedenis had deze Fenicische havenstad een bijzonder band met het oude Egypte.20

De geopolitiek van Byblos

Zowel de prominente geopolitieke positie van Byblos als diens unieke relatie met het oude Egypte kan men voor het leeuwendeel toeschrijven aan twee factoren: de natuurlijke hulpbronnen die men kon vinden in de nabijheid van de stad en historische ontwikkelingen die hun eigen momentum creĂ«erden.21 Laten we eerst de hulpbronnen bespreken. Het bergachtige achterland van de havenstad bevatte kostbare mineralen, waaronder het zeldzame tin. Maar Byblos’ beroemdste exportproduct was het hout dat gehakt werd in de bossen onder het beheer van de stad. Er was vooral veel vraag naar de majestueuze cederbomen. Niet alleen voor brandhout en bouwmateriaal, maar ook voor het sap dat gebruikt kon worden bij het mummificeren van dode lichamen. De waarde van diens natuurlijke omgeving voor de handelsbelangen van de stad kwam wellicht ook naar voren in diens naam. Het Ugaritische woord gubul kan bijvoorbeeld als ‘berg’ vertaald worden.22 En vandaag de dag siert de cederboom de nationale vlag van het moderne land Libanon.23 Vanwege deze overvloed aan hulpbronnen en hun vele toepassingen in de oudheid, zien we al vroeg een intensieve culturele uitwisseling met het oude Egypt.24 Een relatie die vervolgens uitgebouwd werd over de daaropvolgende eeuwen. Maar de havenstad lag ook binnen het bereik van andere machtige antieke staten, inclusief degene die opereerden vanuit AnatoliĂ« en MesopotamiĂ«.25 En niet al de resulterende internationale contacten waren geheel vrijwillig.

Want de steden die wij vanaf de twaalfde eeuw v.Chr. Fenicisch noemen, waren al te vaak de speelbal van deze machtigere buren. Hun landen weren regelmatig geplunderd en hele koninkrijken werden soms opgenomen in immer verschuivende invloedssferen. Toch zat dit zelden Ă©cht de handel in de weg die voor een belangrijk deel de economieĂ«n van de Fenicische steden in deze tijd kenmerkte.26 Of hun bewegingsvrijheid, voor wat dat aangaat, want de FeniciĂ«rs vestigden zich in buitenposten doorheen het hele Middellandse Zeegebied, inclusief het beroemde Carthago in Noord-Afrika.27 Dit kwam gedeeltelijk doordat de instituties van deze steden vaak op brilante wijze gebruik maakten van de spanningen tussen hun aspirerende overheersers. De koningen van Byblos slaagden er bijvoorbeeld in om het meeste te maken van de voordelen die de behoefte aan hun hulpbronnen en hun bijzondere relatie met de oude Egyptenaren hen brachten.28 Wanneer hun naburen bijvoorbeeld hun landen begeerden, konden zij proberen een beroep te doen op de Egyptische farao voor bijstand.29 En dankzij deze contacten – zowel de voordelige als de volatiele – ontstond er in Byblos een amalgaam van vele culturele invloeden, met een zelfs voor een Levantijnse stad uniek Egyptisch tintje.

Byblos’ uniciteit

Vanwege diens haven en uitgebreide internationale contacten, was Byblos één van de drukste en belangrijkste overslagplaatsen van de oudheid. Het vormde een knooppunt waar veel van de toenmalige culturele invloeden samenkwamen en een unieke verzameling vormden. Eén van de vele redenen dat Byblos ons ook tegenwoordig nog fascineert, zal daarom ongetwijfeld samenhangen met de wonderbaarlijke materiële overblijfselen die men hier heeft opgegraven. En als dit slechts de overblijfselen zijn, kun je nagaan wat er mettertijd verloren is gegaan en nu buiten ons bereik ligt!

Laat mij jullie desalniettemin enkele hoogtepunten voorschotelen, hoe incompleet zo’n lijst ook moet zijn. Sommige van de vroegste religieuze gebouwen in Byblos waren gewijd aan de godin Baalat. De eerste van deze tempels was vormgegeven op de manier waarop men dat toentertijd in MesopotamiĂ« deed, specifiek zoals die in Khafajah, terwijl de tweede regelrecht uit het Netjeriekhet complex in het oud-Egyptische Saqqara had kunnen komen.30 Het is daarbij interessant dat de gunst van de godin Baalat waarschijnlijk de heerschappij van Byblos’ koningen rechtvaardigde. Deze rol wordt ook vaak toegedicht aan de Egyptische godin Hathor, met wie Baalat regelmatig gelijkgesteld werd.31 En dan is er nog de overvloed aan voorwerpen die oftewel uit Egypte waren geĂŻmporteerd, oftewel gemaakt waren in een stijl die het handwerk uit het rijk van de farao’s imiteerde.32 Als je bijvoorbeeld behoefte had aan scarabeeĂ«n, kon je kiezen tussen een groot aantal fabrikanten!33 Intrigerend zijn ook de votiefvaten waarop we de namen terugvinden van een groot aantal van de farao’s die het land van de Nijl regeerden in diens lange en ontzagwekkende geschiedenis.34 En het oude Egypte inspireerde mede, hoe morbide dat ook moge klinken in deze context, het ontwerp van sommige van de meest indrukwekkende tomben nabij Byblos.35 Deze wijdverbreide en veelzijdige kruisbestuiving schiep zijn eigen dynamiek en hierdoor bleef de band tussen het oude Egypte en Byblos behouden doorheen de eeuwen – zelfs gedurende de lange perioden waarin beide staten problemen hadden die een meer directe samenwerking hinderden.36  

Maar zoals de eerste tempel in Mesopotamische stijl al deed vermoeden, was Egypte verre van de enige invloed op Byblos. Zelfs al was het maar om de Egyptische waren verder te verschepen, Byblos kon zich niet onttrekken aan de rest van het Middellandse Zeegebied en Nabije Oosten. Naast het overnemen van de ideeën, materiële cultuur en schrijfsystemen uit Mesopotamië waren er bijvoorbeeld uitgebreide contacten met de steden en staten aan de bovenloop van de Eufraat. 37  En de religieuze praktijken van Byblos, inclusief de godheden die er vereerd werden, waren niet alleen verbonden met Egypte, maar ook met de rest van de oude Levant.38En dan was er nog de Egeïsche wereld. Niet alleen bereikte papyrus de oude Grieken via Byblos, maar Egeïsche objecten vonden vice versa hun weg naar de havenstad zelf.39 En zo is de cirkel weer ronde en zijn we terug waar dit blog begon.

Maar de FeniciĂ«rs zouden er niet blijvend in slagen om tussen de spreekwoordelijke geopolitieke stormen in het Middellandse Zeegebied en Nabije Oosten van de oudheid door te blijven varen. Byblos en de andere Fenicische steden werden uiteindelijk onderworpen door weidse rijken, die een veel striktere heerschappij uitoefenden dan hun voorgangers tijdens de bronstijd. Zoals de Assyrische, Nieuw-Babylonische, Perzische, Hellenistische en Romeinse Rijken – en dat zijn slechts de heersers van voordat onze huidige jaartelling een aanvang nam!!40 Maar het lot van Byblos in deze tijdperken is, tot mijn spijt, een verhaal voor een volgende keer.

Conclusie: een incomplete geschiedenis

Er is nog zoveel te vertellen over Byblos, zelfs als we ons beperken tot de oudheid. De ingenieuze manier waarop men bijvoorbeeld de gigantische boomstammen van de bergen naar de haven vervoerde. En hoe deze stammen vervolgens naar Egypte werden vervoerd.41 En daarnaast stopt de geschiedenis van Byblos niet eens in de oudheid! Maar dit is hoever we vandaag zullen gaan. En misschien zullen we in de toekomst, wanneer we druk bezig zijn met het bespreken van de middeleeuwen, weer een oude vriend kunnen bezoeken aan de oostelijke kust van de Middellandse Zee.

Het menselijk verleden toegankelijk maken, kan een ontmoedigende taak zijn. Zelfs de guitige anekdote over de vele namen van de stad Byblos en de moderne woorden die hieruit voortkwamen, vereiste – zoals je misschien wel is opgevallen – twee zeer uitgebreide voetnoten, opdat ik slechts een klein deel van de nuances die geleerden hier aanbrengen met jullie kon communiceren. Maar gelukkig bestaat het wetenschappelijke handwerk tegenwoordig voornamelijk uit vruchtbare samenwerkingen en het voortbouwen op de inzichten van eerdere generaties geleerden – je staat er niet alleen voor. En op deze wijze hebben de geesteswetenschappen onze kennis van het verre verleden verder kunnen brengen dan ooit tevoren. De digitale geesteswetenschappen zijn hierbij steeds belangrijker geworden. En daarom, zoals ik een tijdje terug al beloofde, zullen we het over twee weken hebben over de opkomst van AI in de Assyriologie – en nee, ik zal dat blog niet laten schrijven door een chatbot!

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.

Voetnoten

  1. Josette Elayi, The History of Phoenicia, vertaald door Andrew Plummer (Atlanta: Lockwood Press, 2018), p. 32-57.
  2. Marwan Kilani, Byblos in the Late Bronze Age: Interactions between the Levantine and Egyptian Worlds (Leiden: Brill, 2020), p. 200.
  3. Nathan Wasserman & Yigal Bloch, The Amorites: A Political History of Mesopotamia in the Early Second Millennium BCE (Leiden: Brill, 2023), p. 406.
  4. A.A. Weijnen et al, Prisma Woordenboek Nederlands (Utrecht: Het Spectrum, 2007), p. 80. Het is wel gesuggereerd dat een reeds bestaande variatie op het woord bĂșblos de oud-Griekse naam voor de stad heeft geĂŻnspireerd, in plaats van andersom, zie: Robert S.P. Beekes, Etymological Dictionary of Greek, Assisted by Lucien van Beek (Leiden: Brill 2010), p. 246-247. Tot op heden ben ik nog niet overtuigd door deze hypothese, want er zijn goed beargumenteerde verbanden gevonden tussen de naam van de stad in oude semitische talen, zoals het Fenicisch, Ugaritisch en Akkadisch, en de oud-Griekse naam. Deze verbanden, die ik verder uitleg in de volgende noot, impliceren dat de semitische namen de inspiratie vormden voor de Griekse. Dit zou het onwaarschijnlijk maken – doch niet onmogelijk! – dat het de oude Grieken waren die Byblos vernoemden naar een woord dat al bij hen in gebruik was voor papyrus en boeken.
  5. De naam Gubl wordt geacht Byblos te zijn geworden in het oud-Grieks via de gereconstrueerde vorm *Gyblos, zoals opgemerkt door Holger Gzella tijdens zijn inleiding op het Fenicisch in de zomer van 2012, waarbij hij de inscriptie op de Batnu’m sarcofaag besprak. Voor de namen in het Fenicisch, Ugaritisch en Akkadisch, zie: Kilani, Byblos in the Late Bronze Age, p. 185; Rebecca Hasselbach, “Phoenician Case in Typological Context”, in: Robert D. Holmstedt & Aaron Schade (red.), Linguistic studies in Phoenician Grammar: In Memory of J. Brian Peckham (Winona Lake: Eisenbrauns, 2013), p. 210, noot 13. De Akkadische varianten zijn, als mijn huidige kennis hiervoor voldoet, niet louter de genitivus en accusativus van een hypothetische naam *Gublu. Want in de ons overgeleverde voorbeelden vervullen deze varianten niet de rol in de zin die bij deze naamvallen hoort, zie bijvoorbeeld: Kilani, Byblos in the Late Bronze Age, p. 147, noten 42-43, p. 164, noot 88. Voor een uitzondering hierop, zie: Ibidem, p. 185. Al kan dit ook komen door de eigenaardigheden van de variant van het Akkadisch die in onze bronnen werd geschreven, zie: Maarten G. Kossmann, “The Case system of West-Semitized Amarna Akkadian”, Jaarbericht van het Vooraziatisch-Egyptisch Genootschap Ex Oriente Lux 1989, 30 (1), p. 40. Een andere mogelijkheid is dat het naamvallensysteem buiten gebruik begon te raken of dat al was, zie: Ibidem, p. 42.
  6. Hermann Genz, “The Northern Levant”, in: Daniel Potts (red.), A Companion to the Archeology of the Ancient Near East (Malden: Blackwell Publishing, 2012), p. 609-621; Elayi, The History of Phoenicia, p. 30.
  7. Marc van de Mieroop, A History of the Ancient Near East (Chichester: Wiley Blackwell, 2016), p. 59.
  8. Roger Matthews, “Peoples and Complex Societies in Ancient Southwest Asia”, in: Chris Scarre (red.), The Human Past: World Prehistory and the Development of Human Societies (London: Thames & Hudson, 2018), p. 452.
  9. Holger Gzella, “The Linguistic Position of Old Byblian”, in: Robert D. Holmstedt & Aaron Schade (red.), Linguistic studies in Phoenician Grammar: In Memory of J. Brian Peckham (Winona Lake: Eisenbrauns, 2013), p. 170.
  10. Guy D. Middleton, “Getting Closer to the Late Bronze Age Collapse in the Aegean and eastern Mediterranean c. 1200 BC”, Antiquity 2024, 98 (397), p. 260.
  11. Holger Gzella, “Phoenician”, in: Holger Gzella (red.), Languages from the World of the Bible (Berlin: Walter de Gruyter, 2012), p. 55.
  12. Mario Liverani, The Ancient Near East: History, Society and Economy, vertaald door Soraia Tabatabai (New York: Routledge/Taylor & Francis Group, 2014), p. 420. Voor de geleerde debatten over de betekenis van deze naam, zie: Elayi, The History of Phoenicia, p. 4-5.
  13. Ibidem, p. 4.
  14. Gzella, “Phoenician”, p. 55.
  15. Liverani, The Ancient Near East, 420; Dexter Hoyos, The Carthaginians (Abingdon: Routledge, 2010), p. 1.
  16. Gzella, “Phoenician”, p. 55; Robert D. Holmstedt & Aaron Schade, “Introduction”, in: Robert D. Holmstedt & Aaron Schade (red.), Linguistic studies in Phoenician Grammar: In Memory of J. Brian Peckham (Winona Lake: Eisenbrauns, 2013), p. 3. Voor een overzicht van wat we weten over dit dialect, zie: Gzella, “The Linguistic Position of Old Byblian”, p. 170-198.
  17. Elayi, The History of Phoenicia, p. 32.
  18. Liverani, The Ancient Near East, 47.
  19. Elayi, The History of Phoenicia, p. 32.
  20. Kathryn A. Bard, An Introduction to the Archaeology of Ancient Egypt.(Malden: Blackwell, 2009), p. 171; Elayi, The History of Phoenicia, p. 32-57; Marc van de Mieroop, A History of Ancient Egypt (London: Wiley-Blackwell, 2011), p. 49, 51.
  21. Elayi, The History of Phoenicia, p. 32-35; Liverani, The Ancient Near East, 235-236; Kilani, Byblos in the Late Bronze Age, p. 202-216. Voor deze geografie, zie: Genz, “The Northern Levant”, p. 607-608.
  22. Gregorio del Olmo Lete & JoaquĂ­n SanmartĂ­n, A Dictionary of the Ugaritic Language in the Alphabetic Tradition: Volume 1, vertaald door Wilfred G.E. Watson (Leiden: Brill, 2003), p. 293; Kilani, Byblos in the Late Bronze Age, p. 193, noot 126.
  23. Elayi, The History of Phoenicia, p. 33.
  24. Van de Mieroop, A History of Ancient Egypt, p. 49, 51, 72, 117.
  25. Elayi, The History of Phoenicia, p. 49-51; Gzella, “Phoenician”, p. 55.
  26. Liverani, The Ancient Near East, 329.
  27. Peter M.M.G. Akkermans & Glenn M. Schwartz, The Archaeology of Syria: From Complex Hunter-Gatherers to Early Urban Societies (c. 16,000 – 300 BC) (Cambridge: Cambridge University Press, 2009), p. 386. For Carthage, zie: Hoyos, The Carthaginians.
  28. Van de Mieroop, A History of Ancient Egypt, p. 189, 191; Hoyos, The Carthaginians, p. 1.
  29. Thomas Nikade, “Egypt and the Near East”, in: Daniel Potts (red.), A Companion to the Archeology of the Ancient Near East (Malden: Blackwell Publishing, 2012), p. 839; Liverani, The Ancient Near East, 335. Voor de correspondentie van de toenmalige Levantijnse koningen, zie: Peter PfĂ€lzner, “Levantine Kingdoms of the Late Bronze Age”, in: Daniel Potts (red.), A Companion to the Archeology of the Ancient Near East (Malden: Blackwell Publishing, 2012), p. 772-774.
  30. Elayi, The History of Phoenicia, p. 37-38. Hoewel het archeologische plaatje misschien niet zo duidelijk is als dit in de eerste instantie lijkt te zijn, zie: Genz, “The Northern Levant”, p. 624.
  31. Elayi, The History of Phoenicia, p. 39.
  32. Akkermans & Schwartz, The Archaeology of Syria, p. 240.
  33. Nikade, “Egypt and the Near East”, p. 840; Kilani, Byblos in the Late Bronze Age, p. 28-29.
  34. Elayi, The History of Phoenicia, p. 40. Voor eventuele vijandigheden, zie: Genz, “The Northern Levant”, p. 609.
  35. Akkermans & Schwartz, The Archaeology of Syria, p. 323.
  36. Liverani, The Ancient Near East, 421; Genz, “The Northern Levant”, p. 609.
  37. Liverani, The Ancient Near East, 130-131. En het is wellicht dankzij deze contacten dat goederen uit het oude Egypte hun weg vonden naar de stad Ebla aan de bovenloop van de Eufraat, zie: Ibidem, p. 236.
  38. Karel van der Toorn, “Theology, Priests, and Worship in Canaan and ancient Israel”, in: Jack M. Sasson (red.), Civilizations of the Ancient Near East (New York: Charles Scribner’s Sons, 1995), p. 2047.
  39. Annie Caubet, “Art and Architecture in Canaan and Ancient Israel”, in: Jack M. Sasson (red.), Civilizations of the Ancient Near East (New York: Charles Scribner’s Sons, 1995), p. 2683.
  40. Elayi, The History of Phoenicia, p. 104-283; Liverani, The Ancient Near East, 422, 431-433. Beschouw dit vooral als je periodieke herinnering om aan het Romeinse Rijk te denken!
  41. Elayi, The History of Phoenicia, p. 34-37.