Vertaalwerk is zelden eenvoudig.1 Men kan bijvoorbeeld denken aan al die hypothetische maar desalniettemin verbaasde Nederlanders die tijdens het sport kijken hun Belgische huisgenoot horen vragen of ze al uit de heenronde zijn. En zulke hedendaagse spraakverwarringen, waarbij men in Vlaanderen een woord heeft voor de eerste helft van sportcompetities dat in Nederland goeddeels onbekend is, zijn al ingewikkeld genoeg.2 Stel je eens voor als er een kloof van drie millennia gaapt tussen ons en de taal die we trachten te begrijpen! En het overbruggen van een dergelijke kloof is wat we in het blog van vandaag zullen proberen. Ik zal je laten zijn hoe moeilijk het kan zijn om het lexicon van de antieke Levantijnse taal die tegenwoordig bekendstaat als Ugaritisch te doorgronden.
Deze moeilijkheid zal ik illustreren met een korte zoektocht naar alle manieren waarmee men aan bossen kon refereren in het Ugaritisch. Want hoe ongecompliceerd deze onderneming ook mag lijken, de vraag naar iedere wijze waarop men kon schrijven over bossen heeft nog steeds geen bevredigend antwoord gekregen. Er zijn grofweg twee complicaties die ons hinderen bij het vinden van dit antwoord. Ten eerste hangt de interpretatie van woorden die wellicht âbosâ betekenen regelmatig af van onze mening over en kennis van een flink aantal bijkomende factoren. Daarnaast zijn er woorden die omgevingen aanduiden die op ons niet overkomen als bossen, maar die wel als zodanig ervaren werden in het verre verleden. Aldus is er veel potentieel voor het vinden van bossen in het Ugaritisch die we tot nu toe over het hoofd hebben gezien.
Dit blog is ook beschikbaar in het Engels.
Ugarit en het Ugaritisch
De naam âUgaritâ doet wellicht een belletje rinkelen bij trouwe lezers. Dit is de antieke naam voor de vindplaats Tel Shamra in het huidige SyriĂ«. En we hebben het kosmische landschap dat deze oude stad omringde en grote delen van het gelijknamige koninkrijk vormde reeds verkend in een eerder blog.3 Vandaag zullen we ons richten op één van de talen die daar gesproken en geschreven werd, het reeds genoemde Ugaritisch.
We hebben helaas maar beperkt zicht op deze taal, want zij is reeds lang uitgestorven en de meeste teksten die ons zijn overgeleverd, werden opgeschreven gedurende een vrij korte tijdsspanne. Namelijk de 13de en het begin van de 12de eeuw voor onze jaartelling, een periode die ook wel bekendstaat als de tweede helft van de late Bronstijd.4 En de manier waarop werd geschreven is nauw verbonden met één van de twee voornaamste hindernissen wanneer we de precieze betekenis van Ugaritische woorden trachten te bepalen. Deze twee hindernissen betreffen het meest gebruikte schrift en de beperkte omvang van het beschikbare aantal teksten.
De Ugaritische taal werd meestentijds geschreven in het lokale alfabet â dat moderne geleerden met een bewonderenswaardige vasthoudendheid hebben weten te ontcijferen â waarbij in het gros van de gevallen alleen de medeklinkers genoteerd werden.5 Hedendaagse onderzoekers vocaliseren de Ugaritische teksten vaak wel, maar dit gebeurt vooral op basis van vergelijkingen met aanverwante talen of met behulp van bepaalde (leen)woorden die elders zijn opgeschreven met een schrift dat de klinkers consistenter vastlegde.6 Maar je kunt je voorstellen dat zonder voldoende zekerheid omtrent de klinkers het moeilijk is om woorden te herkennen en van elkaar te onderscheiden. Daarenboven is de hoeveelheid teksten die we tot onze beschikking hebben simpelweg te klein om de taal volledig te begrijpen. En de teksten die we hebben, blijken vaak geschreven te zijn in een taalvariant die tot op zekere hoogte gestileerd is en waarschijnlijk afwijkt van de manier waarop mensen toentertijd spraken.7 Deze omstandigheden beperken onze inzicht in het Ugaritisch en dit betreft ook, zoals ik hierboven al aanstipte, onze kennis van basale woorden.
Het bos en de bomen
En dat brengt ons bij het voorbeeld van vandaag: kunnen we alle woorden voor âbosâ vinden in het Ugaritische vocabulaire? Gelukkig zijn er enkele kandidaten waar min of meer overeenstemming over is. Het eenvoudigste voorbeeld betreft een woord dat simpelweg âbosâ lijkt te betekenen: yÊr (gevocaliseerd als /yaâaru/).8 En het woord voor âboomâ, zijnde ÊáčŁ (gevocaliseerd als /iáčŁáčŁu/), kon ook gebruikt worden om groepen bomen aan te duiden.9 En ik hoef je vast niet uit te leggen hoe een groep bomen in de wandeling meestal genoemd wordt!
Naast deze overduidelijke voorbeelden zijn er ook andere woorden die we met enige zekerheid kunnen vertalen als âbosâ, maar dan alleen onder bepaalde omstandigheden. Het woord voor berg, ÄĄr (gevocaliseerd als /ÄĄĆ«ru/), kan soms gelezen worden als verwijzing naar een âbosschageâ, om een belangrijk voorbeeld te noemen.10 Auteurs die in het Ugaritisch schreven konden ook refereren aan bossen door de bomen te noemen die het bos vormden. Het woord Êarz (gevocaliseerd als /arz/) is bijvoorbeeld de aanduiding voor cederbomen en kon gebruikt worden â zoals je wellicht al geraden had â om het te hebben over cederbossen.11 Maar met die vaststelling zijn we aan het einde van het makkelijke deel van onze onderneming gekomen: het is tijd om onze hersenen te laten kraken!
Onzekere bossen
Laat ons nu de duidelijkheid achter ons laten en ons, verstandig als we zijn, begeven in de onzekerheid. Want er is een vrij zeldzaam woord geattesteerd in het Ugaritisch dat eventueel âbosâ kan betekenen, maar alleen als je een flinke omweg neemt. Vanwege de twijfels over de interpretatie van dit woord kan ik je alleen de spelling geven, gl, want er is geen onomstotelijke vocalisering. We tasten gelukkig niet volledig in het duister. De term wordt namelijk besproken in een gezaghebbend en alfabetisch ingedeeld woordenboek, dat weinig verrassend A Dictionary of the Ugaritic Language in the Alphabetic Tradition is gedoopt. Hier lezen we dat dit woord kan worden gezien als een categorisering van een veld of boerderij, maar dat men het ook kan vertalen als âkleinâ of âbosâ.12 Maar dan willen we natuurlijk wel weten waarom en wanneer dit het geval is.
De lezing van het Ugaritische woord gl als âbosâ is gebaseerd op de vertaling van een Akkadische tekst die ook in Ugarit gevonden is. Akkadisch was een verre verwant van het Ugaritisch. Deze taal werd voornamelijk gesproken in het huidige Irak en meestentijds geschreven in het spijkerschrift op kleitabletten. Zoals we al zagen in een vorig blog, kunnen spijkerschrifttekens zowel complete woorden weergeven alsmede geluiden aanduiden waarmee men dan woorden kan spellen.13 In de voornoemde Akkadische tekst vinden we een woord dat is gespeld als GA-AL-LU en dat gekoppeld kan worden aan de obscure term qallu.14 Deze spelling lijkt op het eerste gezicht wel een beetje op Ugaritische woord gl â althans, als dat gevocaliseerd zou zijn â maar hoe weten we dat deze zeldzame Akkadische term daadwerkelijk âbosâ betekent?
Deze kwestie brengt ons, geloof het of niet, naar het oude Egypte. Inderdaad, de plek die bekendstaat om diens farao’s en piramides.15 In de late Bronstijd was het Akkadisch de zogenoemde lingua franca van een gebied dat zowel Egypte als West-AziĂ« omvatte. In dit deel van de wereld correspondeerden koningen en hovelingen die verschillende talen spraken vooral in het Akkadisch.16 En in Amarna, een kortstondige hoofdstad van het toenmalige Egyptische koninkrijk die toentertijd bekendstond als Achetaton, zijn er Akkadische teksten gevonden die ons van dienst kunnen zijn. Want de kleitabletten uit die plek suggereren dat het Akkadische woord qallu voorwaar vertaald kan worden als âbosâ.17 Dus als men het Ugaritische woord gl gelijk kan stellen aan de Akkadische term die gespeld werd als GA-AL-LU in teksten uit dezelfde stad â Ă©n als deze term overeenkomt met het Akkadische woord qallu zoals dat gebruikt werd op kleitabletten uit Amarna â dan was gl wellicht echt één van de opties voor het schrijven van het woord âbosâ in het Ugaritisch.
Bossen die dat niet zijn
Terwijl we zoeken naar alle Ugaritische termen waarmee men bossen kan aanduiden, kunnen we â als aanvulling op woorden waarvan de precieze betekenis nog onduidelijk is â ook woorden in overweging nemen waarvan de strekking onmiskenbaar is en die niet letterlijk als âbosâ worden vertaald. In plaats daarvan refereren ze aan een omgeving die wij tegenwoordig zouden zien en ervaren als een soortement bos.
En dit is niet zo vergezocht als het misschien klinkt. In de Hebreeuwse Bijbel vinden we bijvoorbeeld het woord ŚĄÖčŚÖ¶ŚÖ° (sobĂšk) dat we met hoge mate van zekerheid kunnen vertalen als âstruikgewasâ.18 Absoluut geen bos dus, toch? Maar wanneer we een aantal van de gebieden die men toentertijd aanduidde als struikgewas onder de loep nemen, komen we erachter dat deze vaak een groot oppervlak besloegen en vol stonden met verstrengelde stammen en takken die regelmatig de lengte van mensen te boven gingen.19 Dit waren plaatsen waar men eindeloos kon rondzwerven, de zon kon missen en verdwaald kon kon raken. Sommige struikgewassen in de antieke Levant hadden dus vele karaktertrekken gemeen met de biomen die wij vandaag de dag als bossen zouden zien.
Er wordt tenminste één omgeving in onze Ugaritische teksten genoemd die misschien ook ervaren werd zoals men een bos zou ervaren, hoewel het niet zo genoemd werd. Terwijl ik zocht naar bossen in het Ugaritisch, kwam ik een legende tegen die men tegenwoordig kent als De Vertelling van Aqhat en waarin de lotgevallen van een familie de revue passeren. Op een gegeven moment is de zoon van de familie, die dus Aqhat heet, in het bezit van een boog die begeerd wordt door de krijgsgodin Anat.20 Maar hij weigert de boog op te geven en legt haar in plaats daarvan uit hoe zij zelf aan een exemplaar kan komen. Om eenzelfde boog en pijlen te creëren moet Anat diverse plekken bezoeken om de benodigde materialen te verzamelen. Interessant genoeg voor onze onderneming van vandaag, behelst dit onder andere bezoeken aan bossen waar bepaalde bomen groeien en een reis naar een omgeving die afwisselend vertaald wordt als rietbos of moeras.21
De term die gebruikt wordt voor die laatste locatie, il qnm (met een slag om de arm te vocaliseren als /il qanĂź-ma/), is moeilijk te doorgronden.22 Maar het is niet uitgesloten dat we hier te maken hebben met een uitgestrekt veld van hoog riet, waarvan het doorkruisen tot op zekere hoogte vergelijkbaar was met een reis door een bos. Een mogelijke aanwijzing hiertoe is dat dit rietbed zich in het gezelschap bevind van andere overweldigende omgevingen. Naast de reeds genoemde bossen, zou Anat ook de bergen moeten doorzoeken om geiten te vinden.23 Of dit nu een situatie is die lijkt op de struikgewassen uit de Hebreeuwse Bijbel, waarbij deze meer op bossen leken dan men aanvankelijk zou verwachten, vereist jammer genoeg meer informatie. De relevante kennis zou tenminste deels verkregen kunnen worden via paleobotanisch onderzoek. Dit is een onderzoeksgebied dat zich, naast andere interesses, bezighoudt met de bestudering van antieke flora.24 Deze onderzoekers hebben daarom de bekwaamheid om uit te zoeken wat de precieze omstandigheden waren van rietbedden in het verleden. Maar zelfs als we vandaag geen zekerheid kunnen verkrijgen omtrent deze kwestie, hebben we in ieder geval weer wat geleerd en hebben we ons gerealiseerd dat we nog heel veel niet weten.
Conclusie: leren van onzekerheid
Had ik al gezegd dat vertalen zelden eenvoudig is? Het is geen toeval dat ik dit blog begon met die vaststelling. Want dergelijke moeilijkheden zijn niet louter een struikelblok als we de oude wereld en haar talen willen begrijpen. Onze omweg met het woord gl en onze worsteling om het rietbed te doorgronden dat de godin Anat moest bezoeken, heeft ons zaken geleerd die we daarvoor nog niet wisten. We hebben nu meer kennis over de Akkadische teksten in Ugarit en Egypte, alsmede over de verschillen tussen de oude benamingen voor bepaalde omgevingen en onze huidige terminologie. We zijn meer te weten gekomen dan we anders gedaan zouden hebben, juist omdat de antwoorden die we zochten niet makkelijk te vinden waren.
En volgende week gaan we hiermee verder. Met dingen te weten komen, bedoel ik dan. Laten we de omwegen en worstelingen voor het moment maar even achter ons laten!
Voetnoten
- Theo Hermans, âTranslatabilityâ, in: Mona Baker & Gabriela Saldanha (red.), Routledge Encyclopedia of Translation Studies (Londen: Routledge, 2011), p. 300-303.
- Peter Bakema et al (red.), Vlaams-Nederlands woordenboek: van Ambetanterik tot Zwanzer (Antwerpen: Standaard Uitgeverij, 2003).
- Roger Matthews, âPeoples and Complex Societies in Ancient Southwest Asiaâ, in: Chris Scarre (red.), The Human Past: World Prehistory and the Development of Human Societies (London: Thames & Hudson, 2018), p. 457. For a primer on this cosmic landscape, see: Jordi Vidal, âThe Sacred Landscape of the Kingdom of Ugaritâ, Journal of Ancient Near Eastern Religions 2004, 4 (1), p. 143-153.
- John Huehnergard, An Introduction to Ugaritic (Peabody: Hendrickson Publishing, 2012), p. 1.
- Robert Hawley, âUgariticâ, in: Rebecca Hasselbach-Andee (red.), A Companion to Ancient Near Eastern Languages (Hoboken: John Wiley & Sons, 2020), p. 258; Huehnergard 2012, p. 12-13.
- Hawley, âUgariticâ, p. 265.
- Pierre Bordreuil & Dennis Pardee, A Manual of Ugaritic (Winona Lake: Eisenbrauns, 2009), p. 10. For the text corpus, see: Hawley, âUgariticâ, p. 258-259.
- Gregorio del Olmo Lete & JoaquĂn SanmartĂn, A Dictionary of the Ugaritic Language in the Alphabetic Tradition â Volume 2, translated by Wilfred G.E. Watson (Leiden: Brill, 2003), p. 947-948. For this system of noting vocalizations, see: Huehnergard 2012, p. xvii.
- Gregorio del Olmo Lete & JoaquĂn SanmartĂn, A Dictionary of the Ugaritic Language in the Alphabetic Tradition â Volume 1, translated by Wilfred G.E. Watson (Leiden: Brill, 2003), p. 186-187.
- Bordreuil & Pardee, A Manual of Ugaritic, p. 353; Olmo Lete & SanmartĂn, A Dictionary of the Ugaritic Language in the Alphabetic Tradition â Volume 1, p. 324.
- Noga Ayali-Darshan, âThe Background Of The Cedar Forest Tradition In The Egyptian Tale Of The Two Brothers In The Light Of West-Asian Literatureâ, Ăgypten Und Levante / Egypt and the Levant 2017, 27 (1), p. 186; Olmo Lete & SanmartĂn, A Dictionary of the Ugaritic Language in the Alphabetic Tradition â Volume 1, p. 112-113.
- Ibidem, p. 297.
- Christopher Woods, âThe Emergence of Cuneiform Writingâ, in: Rebecca Hasselbach-Andee (red.), A Companion to Ancient Near Eastern Languages (Hoboken: John Wiley & Sons, 2020), p. 36, 39.
- Olmo Lete & SanmartĂn, A Dictionary of the Ugaritic Language in the Alphabetic Tradition â Volume 1, p. 297; John Huehnergard, Ugaritic Vocabulary in Syllabic Transcription (Winona Lake: Eisenbrauns, 2008), p. l74.
- Marc van de Mieroop, A History of Ancient Egypt (London: Wiley-Blackwell, 2011), p. xxi.
- Juan Pablo Viat, âAkkadian as a Lingua Francaâ, in: Rebecca Hasselbach-Andee (red.), A Companion to Ancient Near Eastern Languages (Hoboken: John Wiley & Sons, 2020), p. 358-366.
- John Anthony Brinkman et al (red.), The Chicago Assyrian Dictionary: Volume 13 (Q) (Chicago: The Oriental institute, 1982), p. 66.
- Francis Brown, Samuel R. Driver & Charles A. Briggs, The Hebrew and English Lexicon (Peabody: Hendrickson Publishers, 2012), p. 687.
- Julian Evans, Godâs Trees: Trees, Forests and Wood in the Bible (An Illustrated Commentary and Compendium) (Leominster: Day One Publications, 2014), p. 99.
- Fritz Graf, âMythâ, in: Sarah Iles Johnston (red.), Religions of the Ancient World: A Guide (Cambridge: The Belknap Press of Harvard University Press, 2004), p. 55.
- James B. Pritchard, Ancient Near Eastern Texts: Relating to the Old Testament (Princeton: Princeton University Press, 1974), p. 151; Harold L.Ginsberg, âUgaritic Myths and Epics,â, in: James B. Pritchard and Daniel E. Fleming (red.), The Ancient Near East: An Anthology of Texts and Pictures (Princeton: Princeton University Press, 2011), p. 122; Carolina LĂłpez-Ruiz, Gods, Heroes, and Monsters: A Sourcebook of Greek, Roman, and Near Eastern Myths (New York: Oxford University Press, 2018), p. 194; Chloe Sun, The Ethics of Violence in the Story of Aqhat (Piscataway: Gorgias Press 2013), p. 93.
- Kenneth T. Aitken, Structure and Theme In The Aqhat Narrative (Edinburgh: Dissertation University Of Edinburgh, 1978), p. 111. Kenneth Aitken noemt ook een verwant woord in het Arabisch, zie: Ibidem, p, 111, noot 1. Voor de vocalisering, zie: Daniel Sivan, A Grammar of the Ugaritic Language (Leiden: Brill, 2001), p. 43; Bordreuil & Pardee, A Manual of Ugaritic, p. 266. David Wright merkt op dat het woord qn, dat hier wordt vertaald als ârietâ, ook kan verwijzen naar de pijlen die men ervan kon snijden, zie: David P. Wright, Ritual in Narrative: The Dynamics of Feasting, Mourning, and Retaliation Rites in the Ugaritic Tale of Aqhat (Winona Lake: Eisenbrauns, 2001), p. 108, noot 38.
- Aitken, Structure and Theme In The Aqhat Narrative, p. 110.
- Zie in het algemeen: Dan Cabanes, âPhytolith Analysis in Paleoecology and Archaeology,â in: Amanda G. Henry (red.), Handbook for the Analysis of Micro-Particles in Archaeological Samples (Cham: Springer International Publishing, 2020), p. 255-288.